MENU

Wij zijn trots – Maar waarop precies?

Waarom geen symposium over Foucault en discriminatie?

Nauwelijks iemand heeft het opgemerkt, maar er is een succesje geboekt. Na jaren van gehannes heeft de Mensenrechtenraad van de VN afgelopen juni eindelijk zijn bezorgdheid uitgesproken over de ernstige aantasting van de rechten van homoseksuelen. De resolutie, ingediend door Zuid-Afrika, was op zijn zachtst gezegd terughoudend geformuleerd en is aangenomen met een kleine meerderheid. Van Rwanda tot de Golfstaten, van Indonesië tot Guatemala, nog steeds worden homoseksuelen met geweld bedreigd, gediscrimineerd of, op zijn best, genegeerd. Het is de bittere realiteit tegenover de vrolijkheid waarmee Amsterdam begonnen is aan negen dagen Gay Pride.

Het wordt dit jaar groter en diverser dan ooit. Een ongekend aantal van 220 boten heeft zich aangemeld, waarvan er tachtig mee mogen met de ‘wereldberoemde’ botenparade over de Prinsengracht. Voor het eerst varen er militairen in uniform mee. En natuurlijk politici en burgemeester Van der Laan. De laatste zegt dat hij van het afgelopen jaar veel heeft geleerd: „dat we een stad zijn met allerlei meningen. Maar ter geruststelling: de overgrote meerderheid vond het fantastisch”.

Onder de slogan we are proud, wij zijn trots, wordt eenieder opgeroepen tot het festijn. De Gay Pride is daarmee uitgegroeid tot het grootste jaarlijkse evenement van Amsterdam. Van heinde en verre komen de toeristen, op zoek naar feest en gezelschap, op zoek naar een paar dagen waarin alles mag en niemand oordeelt.

Natuurlijk is het fantastisch dat in Nederland, en a fortiori in Amsterdam, de vrijheid zo groot is dat iedereen zorgeloos hand in hand kan lopen en kan zoenen in het park. Met enige goede wil vinden de meeste Amsterdammers het ook nog wel jofel dat dat gebeurt in tijgerstring, minuscuul verpleegsterskostuum of zwiepende roze boa. Moet kunnen, zo is de teneur. En ik zal, net als vele anderen, de mogelijkheid hiertoe altijd verdedigen, al is het maar als teken van hoop voor al diegenen die in hun eigen land of cultuur niet mogen zijn wie zij willen zijn, en die niet eens de kans hebben om hierheen te komen.

Maar het enorme succes van de Gay Pride-feesten geeft een gemengde boodschap af over Amsterdam en Nederland. Er is bepaald meer reden om trots te zijn op het idee dan op de uitvoering. Trots op onze eigen ruimdenkendheid. Trots dat wij niet tuttig en burgerlijk zijn, maar open en tolerant.

De uitvoering laat juist een ander beeld zien. Je kunt de hele parade ook bekijken als een bijzonder bewijs van onze aangepastheid. Al die boten en verkleedpartijen zijn een manier om de grenzen van de burgerlijkheid te verkennen en eenmalig uit de band te springen, zonder ook maar een moment een bedreiging voor de gevestigde orde te vormen. Wat dat betreft is Gay Pride net als carnaval. Tijdens het middeleeuwse carnaval werden de rollen omgedraaid en de regels opgeheven: de rijke wordt bedelaar, en omgekeerd. Een masker beschermde de carnavalsganger tegen herkenning en straf vanwege het overtreden van regels. Vandaag is een masker niet meer nodig, want de omkering van de waarden mag, nee, moet door iedereen aanschouwd worden.

Zo is wat ogenschijnlijk subversief lijkt en dat ooit was, de extravagantie, de provocatie en de openlijke emotie, ongemerkt mainstream geworden. Want de nationale televisie toont elke avond in elke huiskamer immers niets anders dan exhibitionisme en voyeurisme, het verlangen naar jezelf zijn en gezien te worden, naar anders zijn en niettemin bewonderd en geliefd worden. Heel het moderne burgerlijke leven staat in het teken van de complete make-over, maar hoe extremer die is, hoe meer men zich zelf blijft. Uiteindelijk gaat het voortdurend over dezelfde normen, om uiterlijk en succes, om ‘zie mij eens trots zijn op mijzelf’. De ouderwetse deugden van zelfrelativering en bescheidenheid hebben allang het onderspit gedolven. We leven in een tijd waarin amusement het hoogste goed is en wijzelf zijn daarbij het meest boeiende onderwerp.

Daarin past de Gay Pride perfect. Alleen… kunnen we volgend jaar, lieve burgemeester, wethouder en organisatoren, proberen iets toe te voegen aan de Gay Pride Parade? Het zou een uitgelezen gelegenheid kunnen zijn om de stad in al haar diversiteit te laten zien en niet alleen onze patatkramen en een hossend, naar drugs walmend Rembrandtplein.

Waarom naast de grachtentocht geen serieus symposium over Foucault en discriminatie, een discussie over Caravaggio of een concert van Benjamin Britten, of andere kunstenaars die in hun werk naar homoseksualiteit hebben verwezen? Of een serie over travestierollen bij toneel en opera. Laat voor mijn part het Allard Pierson Museum een tentoonstelling organiseren over de herenliefde in de klassieke oudheid. Goed, ik provoceer. Maar toch. Het zou ons meer recht doen als de twee gezichten van de stad – waarvoor we in de hele wereld beroemd zijn en waar we trots op moeten zijn – het vrijdenkende en de culturele, elkaar voor een dag konden benaderen.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 3 augustus 2011