Wetenschap is dus per definitie elitair
In Europa wordt de stem van populisme en activisme steeds luider, zoals blijkt uit de winst van partijen als Syriza en Podemos, en de toon in de media. Het is een toon waarin verontwaardiging en verongelijktheid om voorrang strijden en de kern vormen van een al of niet terecht verzet tegen elites en hun privileges. Deze onvermijdelijke ontwikkeling weerspiegelt zich in het politieke spel: hoe neemt een kabinet besluiten in tijden van populisme over ingewikkelde zaken als zorg of energie? In hoeverre telt de emotie meer dan bijvoorbeeld economie? Veel dus. Merkels besluit om na Fukushima de Duitse kerncentrales te sluiten is daarvan de beste illustratie.
De opkomst van het populisme en, ruimer, de stem van burgers laat de wetenschap niet onberoerd. De nationale wetenschapsagenda wordt niet toevallig gebaseerd op de vragen van ´iedere Nederlander´. Daar zitten veel goede kanten aan. Citizens science heeft velen betrokken bij astronomische of biologische waarnemingen. De adder onder het gras is dat in de wetenschap in tegenstelling tot de democratie niet de meeste stemmen gelden, maar de meest valide, en ook die zijn voortdurend aan correctie onderhevig. Wetenschap is dus per definitie elitair, alleen niet in die zin dat de gevestigde macht het voor het zeggen heeft.
Voor regeringen is het dilemma: wanneer telt de wetenschap? In Nederland bestaat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) die al jaren weloverwogen adviezen aflevert. Dat betekent een grote mate van traagheid, maar ook afstand tot de waan van de dag. Hoeveel invloed de WRR heeft, naast andere even verstandige organen als bijvoorbeeld de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, is moeilijk meetbaar. Als wetenschappelijke overwegingen meespelen, dan is het vaak een geval van too little too late, zoals bij de maatregelen rondom de gaswinning in Groningen. Regeringen hebben op korte termijn vooral behoefte aan beleidsondersteunend onderzoek. Dan gaat het over hoe hoog dijken moeten zijn, hoe dementie te vertragen.
Bij veel onderwerpen zouden nationale en lokale overheden beter en eerder kennis kunnen nemen van de wetenschap. Niet alleen om te luisteren om wat er al bekend is, maar ook om aan te geven waaraan in de besluitvorming behoefte is. Een chief scientist zoals de VS en het VK die kennen, is geen luxe maar een garantie voor permanente communicatie tussen politiek en wetenschap.
Het is in dit licht opmerkelijk dat de voorzitter van de Europese Commissie afgelopen week de positie van Chief Scientific Adviser heeft afgeschaft en vervangen door een breed wetenschappelijk panel. Junckers voorganger Barroso had Anne Glover nu juist benoemd als hoogste wetenschappelijke raadgever van de EU om het gebruik van wetenschap bij beslissingen waarover onzekerheid bestaat te verbeteren.
Glover was onder vuur gekomen vanwege haar advies over genetische modificatie dat overigens gebaseerd was op transparante en wijde wetenschappelijke consultatie. Blijkbaar is de stem van enkele niet-wetenschappelijke groepen zoals Greenpeace voldoende om twijfel te zaaien. Niet de wetenschap moet gehoord worden, zo zeggen zij, maar “onafhankelijke groepen gericht op het publieke belang”.
Zeker moeten regeringen deze groepen horen. Maar naast en niet in plaats van de wetenschap, en bepaald niet onder het mom dat wetenschap een optelsom van meningen is. En het gaat al helemaal niet aan om de wetenschapper te laten vervangen als haar mening je niet bevalt.
Juncker zal dus goed moeten uitleggen dat hij met zijn besluit niet minder maar meer wetenschap wil stimuleren. Juist in tijden van populisme moeten politieke autoriteiten pal staan voor de wetenschap.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad, 3 juni 2015