MENU

Wetenschap houdt de deur naar China open

Vlak na de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede, deze maand dertig jaar geleden, reisde ik door China om contact te leggen met Chinese plantenwetenschappers om hun werk te laten vertalen. De Chinezen beschikten namelijk over unieke kennis en genetisch materiaal van de zoete aardappel (nu in de mode, destijds volledig onbekend bij ons). In die maand na de opstand, in een tijdperk zonder mobiele telefoon of westerse televisie, was de situatie volkomen onduidelijk. Er gingen verhalen rond over een terugkeer naar de maoïstische repressie. Onderzoekers waren bang, niet alleen voor hun eigen bestaan, maar ook voor de voortgang van hun werk. Ik vroeg me af of ik niet terug moest naar Nederland, maar besloot te blijven.

De ontmoeting met een tachtigjarige hoogleraar in Xian gaf daarbij de doorslag. Ik zal nooit vergeten hoe hij vertelde dat tijdens zijn jaren als dwangarbeider gedurende de Culturele Revolutie niet de fysieke ontberingen het zwaarst waren, maar het wetenschappelijke isolement. Mede dankzij mijn bezoek zou zijn werk „ontsnappen aan de vergetelheid”. Toen besefte ik voor het eerst dat wetenschap een deur opent en dat die deur open moet blijven staan, wat er ook gebeurt in een land.

Vertrouwen, zeggen ze, komt te voet en gaat te paard. Maar vertrouwen is eerder een schuw veulen, bang voor zijn eigen schaduw, dat door het minste op de vlucht wordt gejaagd. Een insinuatie is genoeg, een dreigement volstaat. In de handelsoorlog tussen China en de VS vermindert het begrip met de dag. China zou spioneren en uit zijn op westerse technologie, volgens de Amerikaanse autoriteiten. In de boeggolf van wantrouwen overheerst nu ook in Nederland het gevoel dat we niet naïef moeten zijn. We zijn in het verleden te goedgelovig geweest, zei minister Blok van Buitenlandse Zaken bij de presentatie van de recente notitie over onze relatie met China, we moeten realistischer zijn. Akkoord, realisme is een goede raadgever, beter dan wantrouwen.

Maar realisme moet worden gevoed. In dat licht is het opvallend dat onderwijs, wetenschap en technologie in de notitie van Buitenlandse Zaken nauwelijks een rol spelen. Ze worden vooral gezien als eenrichtingsverkeer, doordat Chinezen hier kennis komen halen. Dat China bezig is ons voorbij te streven en wij het land straks hard nodig hebben, is blijkbaar nog weinig in het vizier gekomen. Op talloze wijzen zijn Nederlandse wetenschap en onderwijs al met het land verbonden: een groot goed.

De notitie gaat voorbij aan de vertrouwensbasis die wordt opgebouwd dankzij onderwijs en gezamenlijk onderzoek. Chinese studenten zijn, net als andere buitenlandse studenten die hier studeren, geen sponsen die kennis opzuigen en in hun rugzakjes mee terugnemen. Natuurlijk doen zij technische en methodologische kennis op (en niet alleen in de beta- en ingenieursvakken!). Zij zijn ook welkome medewerkers zonder wie een deel van onze laboratoria minder goed zouden draaien. Verreweg het belangrijkste wat zij mee naar huis nemen is een manier van werken die uniek is voor de westerse benadering van onderwijs. Op ieder moment vragen kunnen stellen, in een groep discussiëren, een hoogleraar zien voor wat zij of hij is, namelijk een mens, en daarna pas een autoriteit op haar of zijn gebied, en niet onfeilbaar – dat is een openheid die ze hun hele leven niet verliezen. Daarmee worden ze ambassadeurs voor Nederland.

De trots van Chinese alumni op hun Nederlandse opleiding is enorm. In het versterken van die vertrouwensband ligt de basis voor een gezonde, realistische relatie met China. Wetenschap is, naast sport en cultuur, het cement tussen volkeren.

Louise O. Fresco
Column NRC Handelsblad, 3 juni 2019