Welke politici durven nog met kleine stapjes te komen?
‘Corona zet alles op zijn kop.’ ‘Corona wordt het nieuwe normaal.’ Dergelijke uitspraken zullen tijdens de feestmaaltijden van deze periode nogal eens gebezigd worden. Kon dat alles-moet-anders-gevoel vorig jaar nog gesust worden, nu voelt de lockdown niet meer als een eenmalige drastische maatregel. Het coronavirus met al zijn nog onbekende varianten zal niet snel verdwijnen, en een nieuwe pandemie met een ander pathogeen is niet alleen meer het materiaal van tweederangs sciencefiction. De kans dat nieuwe pandemieën ook zoönoses zijn, dus van dier op mens worden overgedragen, is reëel. Dat heeft kritiek op de landbouw en de dierlijke sector verhevigd; ook al is er bij SARS-CoV-2 geen sprake van een directe relatie met de veehouderij, indirect neemt de menselijke druk op natuurlijke habitats toe en daarmee de kans op besmetting.
De pandemie valt samen met drie andere ontwikkelingen. Samen verhevigen ze het gevoel van crisis en het verlangen naar radicale verandering. Ten eerste is de zorg om klimaatverandering sterk toegenomen. Iedere overstroming, tornado of bosbrand van het afgelopen jaar lijkt een bewijs. Ten tweede zwelt de roep aan om grote veranderingen in de landbouw en ruimtelijke ordening: halvering van de veestapel, zoveel mogelijk lokaal, voedselbossen voor diversiteit, minder land voor boeren of gewoon minder boeren. Ten derde groeit het besef dat levensstijl doorslaggevend is: we leven en eten ongezond, obesitas en gebrek aan fitheid zijn risicofactoren bij besmetting. De Europese Green Deal heeft deze samenhang bevestigd, net als het nieuwe coalitieakkoord.
Deze ontwikkelingen zijn al langer aan de gang. Ze komen nu bij elkaar, maar ze zijn niet eenvoudig oorzakelijk verbonden. Wie alles met alles laat samenhangen maakt een sombere conclusie onontkoombaar. Het gaat slecht met ons aflopen… tenzij er nu een transitie naar een nieuw economisch en sociaal systeem plaatsvindt. Alleen zo kunnen we weerstand bieden aan pandemieën, klimaatveranderingen, voedselverleiding, de lokale betrokkenheid voeden, en kloven in de samenleving dichten. Het concept van ‘nieuw leiderschap’ speelt daar haarfijn op in. Alles moet fundamenteel anders, beter, nieuwer.
Nu is het met een woord als transitie net als met de liefde. Iedereen heeft wel een idee van wat het inhoudt, maar de definities verschillen aanzienlijk en conflicten schuilen in de details, de schaal en de termijn. De gedachte aan een baanbrekende transitie en een systeembreuk is verleidelijk. Welke politici durven nog met kleine stapjes te komen? Het moet groot, groter, grootst. Vandaar dat Rutte IV letterlijk een transitiefonds instelt van 25 miljard tot 2035.
Dit denken is ook gevaarlijk. Ja, op een hoog abstractieniveau hangt alles met alles samen, maar dat is geen vrijbrief voor top-down oekazes. Het gaat om de details, om concrete besluiten en plekken, om oplossingen die we nog niet kennen. Nog ernstiger is dat wie transitie wil, ook suggereert dat er een voor en een na de transitie bestaat. Dat statische beeld klopt niet. De menselijke geschiedenis is er een van permanente transitie, met perioden van versnelling en vertraging. Wie even twintig jaar terug denkt, ziet hoeveel er veranderd is, van windmolens tot mobiele telefoons en variatie in voedsel. We kunnen ons niet voorstellen hoe 2035 er precies uit zal zien.
Continue transitie, dat is het nieuwe normaal. Soms in kleine, soms in grote stapjes, soms vooruit, soms achteruit. Het maakt de lijst van goede voornemens voor het nieuwe jaar niet makkelijker, wel realistischer.
Louise O. Fresco
NRC Handelsblad, 27 december 2021