Weg met apathie van white man’s burden
Take up the White Man’s burden , dichtte Rudyard Kipling aan het eind van de negentiende eeuw. In de overtuiging dat de westerse samenleving intrinsiek superieur was aan alle andere, drong Kipling aan op de annexatie van de Filippijnen door de VS. Het Amerikaanse imperialisme moest zich laten leiden door het Britse voorbeeld in India en Afrika.
Die oproep om de passieve natives te civiliseren is nu volledig taboe door de associatie met kolonialisme en racisme, maar was al vanaf het begin onderhevig aan kritiek en satire. Vrijwel meteen werd een tegengeluid gepubliceerd onder de titel ‘ The Brown Man’s Burden ’ . Toch is de gedachte aan de superioriteit van de westerse beschaving nooit verdwenen, getuige de recente comeback ervan in nationalistische kringen, bedoeld als binnenlands beschavingsoffensief voor immigranten.
Die ‘last der blanken’ is intussen verschoven naar schuld en schaamte, de nostalgie van tempo doeloe daargelaten. Het besef groeide dat de dramatische effecten van het kolonialisme op geen enkele manier gecompenseerd werden door eventuele positieve acties van koloniale mogendheden op gebied van infrastructuur, gezondheidszorg of onderwijs. Er kwam ook meer aandacht voor aanvankelijk verborgen gehouden excessen. Dankzij het idealisme van de jaren tachtig werd schaamte omgezet in hulp, met de EU als de grootste gever.
In voormalige koloniën is corruptie ondertussen aan de orde van de dag, van hoog tot laag. Met een paar uitzonderingen zijn koloniale overheden na de onafhankelijkheid vervangen door elites van politici en zakenlieden die zich extreem hebben verrijkt, vooral in landen met natuurlijke hulpbronnen. Dat ook niet-koloniën zoals Liberia het slecht doen, is de uitzondering die de regel bevestigt.
Als de voormalige kolonisatoren hun mond al opendoen over kleptocratisch gedrag, krijgen ze het verwijt dat kolonisatie de wortel blijft van alle kwaad. Zo ontstaat een patstelling waarin de white man’s burden zich transformeert in onverschillig ongemak. Behalve als het gaat om vluchtelingen, mits op de Middellandse Zee, en humanitaire uitwassen, is Europa steeds minder geïnteresseerd in wat hopeloos is en ver van haar bed.
Deze status quo is onhoudbaar in het licht van de verbondenheid van alle wereldproblemen. Geen land, geen continent staat alleen. Vooruitgang vraagt onherroepelijk een herijking van de relaties tussen voormalige koloniën en ex-koloniale machten. Natuurlijk kan er geen sprake zijn van een terugkeer naar iets dat riekt naar neo-koloniale bemoeienis.
Maar het verleden mag geen excuus vormen voor gebrek aan actie. Met name Europa moet onbevooroordeeld realisme aan de dag leggen. De oude koloniën zijn essentieel voor de economische transitie: als transparante leverancier van duurzame grondstoffen zoals kobalt en zeldzame aarden, als bron van opgeleide arbeidskrachten, als landen waar groene energie uit zon en water geproduceerd kan worden, en waar de enorme groei van fossiele energie omgebogen moet worden ten behoeve van de wereldwijde klimaatdoelen. Waar geïnvesteerd wordt in duurzame bosbouw en herbebossing. Waar ziekten als ebola worden gemanaged.
In de ex-koloniën moet de elite alles in het werk stellen om uit de spiraal van slecht bestuur, armoede en corruptie te komen. Anders ontstaat een ongeëvenaarde braindrain die de economie en daarmee de elite zelf ondermijnt.
Laten we, ongeacht huidskleur en geschiedenis, beseffen dat duurzame ontwikkeling geen land kan overslaan. Het is, hoe zwaar ook, ‘ieders last’. Zoals Kipling later dichtte: „ But there is neither East nor West, Border, nor Breed, nor Birth…”
Louise O. Fresco
Columm NRC Handelsblad, 24 februari 2020