We zijn materialistischer dan ooit
‘De moderne mens ervaart zichzelf niet als onderdeel van de natuur, maar als een externe kracht bedoeld om die te domineren en te overwinnen… We zijn gewend om geen waarde toe te kennen aan alles wat we niet zelf gemaakt hebben… We hebben inderdaad een enorme hoeveelheid wetenschappelijke technologische en andere kennis, fysieke infrastructuur, geavanceerd gereedschap – maar dit is slechts een klein deel van het totale kapitaal dat we gebruiken. Veel groter is het kapitaal gegeven door de natuur.”
Dit verkondigde, exact een halve eeuw geleden, een wat excentrieke Duits-Britse econoom tijdens een lezing in Zwitserland. Hij heette E.F. Schumacher. Misschien is zijn naam vergeten, maar de titel van de bundel waarin hij dat verhaal opnam, is dat waarschijnlijk niet: Small is Beautiful. Het verscheen in 1973 als een pleidooi tegen de gevestigde economie, en voor het „genoeg”. Schumacher voelde de tijdgeest haarscherp aan. Het boek had grote invloed, ondanks het feit dat het eigenlijk een losse, wat onevenwichtige verzameling van ideeën is. Ook de ondertitel spreekt ons nog aan: A study of economics as if people mattered. De menselijke maat, aandacht voor het individu, dat horen we graag.
Die vroege jaren zeventig van de vorige eeuw vormden, achteraf gezien, een omslagpunt in het denken, een transitie in het jargon van vandaag. In 1972 hielden de Verenigde Naties hun eerste conferentie over het milieu, in Stockholm. Het rapport van de Club van Rome kwam een maand na de toespraak van Schumacher uit. Grenzen aan de groei luidde de alarmbel, en Schumacher antwoordde: industriële productie op grote schaal is gericht op winst en ontmenselijkt. Alleen kleinschalige productie, kleine steden en een puriteinse matigheid kunnen ons nog redden.
Terwijl ons besef groeide dat materiële vooruitgang geen doel op zich mocht zijn, kwam tegelijkertijd niettemin de massaproductie op gang en konden steeds meer huishoudens zich steeds meer consumptieartikelen veroorloven. Grootschaligheid en materialisme zijn troef. In het jaar dat Small is Beautiful werd gepubliceerd, waren we met 3,8 miljard op aarde, nu zijn we met meer dan het dubbele aantal. Zelfs op de meest afgelegen plekken dringt de wereldeconomie door. In 1970 leefde naar schatting de helft van de mensen in extreme armoede (minder dan 1 dollar per dag). In het laatste decennium is meer dan een miljard mensen de armoedegrens ontgroeid (nu gesteld op 1,90 dollar). We zijn rijker, talrijker, beter gevoed, meer verbonden. In die tussentijd is de Koude Oorlog verdwenen, de Berlijnse Muur gevallen, China toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie en nog veel meer. Hulp is handel geworden.
Schumachers idealisme is geïnstitutionaliseerd in professionele en vaak gefragmenteerde actiegroepen, met hun specialismen (spitsmuizen, windmolens, stedelijk groen) en hun eigen door de overheid gesteunde bureaucratieën. Nogal eens is zijn denken misvormd tot een slogan van de marketingafdeling van grote bedrijven die adverteren met hun ambities om kleinschalig en natuurvriendelijk te zijn. Melk van het „bloeiende boerenland”, cosmetica „direct van moeder natuur”.
En toch… Bij velen, vooral in het rijke Westen, bestaat een oprecht verlangen naar een paradijselijke, kleinschalige menselijke wereld, naar voorwerpen die met liefde zijn gemaakt, naar brood dat met de hand is gekneed, al beperken de prijzen dit tot de happy few. Maar we weten ook dat gereguleerd kapitalisme onvermijdelijk is om armoede te bestrijden. Schumacher had gelijk én ongelijk. Zijn gedachten zijn volledig gemeengoed geworden. Maar uiteindelijk zijn we materialistischer dan ooit. Het is de collectieve cognitieve dissonantie van onze tijd.