We laten ons niet nog een keer verrassen
Een van mijn favoriete kunstvoorwerpen is een bijna compleet beeldje van een koe en een drinkend kalf, afkomstig uit Nimrud aan de Tigris, in het noorden van het huidige Irak. De blik van de koe, die zich achterom over haar kalf buigt, en de gretigheid van het kalf zijn ontroerend levensecht. Vijfduizend jaar geleden moet de beeldhouwer met genegenheid naar de dieren hebben gekeken. Het beeldje staat symbool voor de langdurige co-evolutie van mens en dier.
Ondertussen is de meerderheid van de mensheid in steden terechtgekomen en zien we zelden nog koeien van dichtbij. Er is een grote afstand gegroeid tot de manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd, zeker als het gaat om dieren. De coronacrisis versterkt een al langer bestaand gevoel van onbehagen in het Westen over dierlijke productie. Naast zorgen over dierenleed, effecten op milieu en natuur, is daar nu voor het grote publiek het dier als bron van ziekte bijgekomen.
Wellicht ten overvloede: het huidige coronavirus is, net als bijvoorbeeld ebola, niet afkomstig uit de veehouderij. Maar deze crisis voedt het algemene idee dat de veehouderij een risico voor de volksgezondheid vormt. Daar was al eerder sprake van door BSE (gekke koeienziekte) en recenter de Q-koorts. Van veel kanten wordt nu bepleit om ‘ons systeem te herijken’, met name de dierlijke productie. Er is, mede ook in het kader van de stikstof- en mestproblematiek, inderdaad behoefte aan een nieuwe blik. Maar is het onverstandig het gesprek daartoe te beperken.
Doorslaggevend is dat landbouwhuisdieren en mensen niet in een vacuüm bestaan, maar als onderdeel van een ecosysteem, in feite van een wereldecosysteem. De vogelgriep, bijvoorbeeld, bereikt Nederlandse kippen via trekvogels die richting Siberië vliegen en besmet zijn met een virus. De overgrote meerderheid van zoönotische ziekteverwekkers (die van dier op mens overgaan) ontwikkelen zich in wilde dieren, vaak via tussenstappen. Zo ontstaat een ingewikkelde keten van wilde dieren die een tussengastheer zijn voor organismen die mensen of landbouwhuisdieren besmetten, of die water besmetten. Mensen eten dieren, drinken water en kunnen ook aan elkaar ziekteverwekkers overdragen, maar ook aan hun huisdieren of via riolen aan dieren in de stad, zoals ratten. Verse groenten en fruit kunnen besmet zijn met bacteriën die weer afkomstig zijn van dierlijke mest.
De grootste factor bij zoönotische ziekten zijn wij dus zelf, en vooral de verstoringen die wij veroorzaken. Wilde dieren worden teruggedrongen op kleinere gebieden door de uitbreiding van landbouw en infrastructuur, we vervoeren wilde dieren naar markten en we houden dieren op ongekende schaal. Kippen, varkens en eenden worden, vooral in Azië, vlakbij en in grote stedelijke agglomeraties gehouden waardoor besmetting van mensen toeneemt. Covid-19 zet ons weer op onze plaats als onderdeel van de uiterst complexe en wereldwijd verbonden ecosystemen op aarde. Door de enorme mobiliteit van mensen over de aardbol, de verstedelijking, en de invloed van ons handelen op natuurlijke ecosystemen is het evident dat we niet de mens of huisdieren apart kunnen bekijken.
Alles is met alles verbonden: bedreigingen van onze gezondheid ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en natuur. Een logisch gevolg van dit inzicht is dat we ons niet opnieuw laten verrassen door de uitbraak van een zoönotische ziekte, en in paniek op zoek gaan naar vaccins, maar preventief in kaart brengen waar de risico’s liggen en uitbraken voorspellen. Zoals die onbekende Sumerische beeldhouwer getuigde van de verbondenheid van mens en dier, is het nu de tijd om de verbondenheid van de mens met het totale ecosysteem van de planeet te erkennen.
Louise O. Fresco
NRC Handelsblad, 18 mei 2020