Vrijheid is een betekenisloos begrip
De natuur is geen paradijs, dat heeft deze pandemie ons nog eens ingewreven. Geen harmonieus samenleven van leeuw en lam, maar een voortdurend gevecht, waarbij de een zijn dood de ander zijn brood is. Virusdeeltjes planten zich voort ten koste van de gastheer. De evolutie heeft richting noch doel. Voor de mens, net als voor alle soorten, is de natuur bedreiging en levensbron tegelijk. Die bedreigende kant van de natuur die onze voorvaderen aan den lijve ondervonden – gevaarlijke dieren, ziekten, onvoorspelbare zeeën – is vandaag de dag meestal onzichtbaar. Bij menig stadsbewoner overheerst de overtuiging dat het natuurlijke mooi en harmonieus is en als leidraad voor ons welbevinden dient.
Hoog tijd om opnieuw te leren dat wij onderdeel van de natuur zijn. Net als een vis de oceaan niet ‘ziet’, is het voor mensen niet makkelijk de natuur te bevatten. Het is niet voldoende om eens te wandelen door de duinen, grutto’s te spotten of een fraaie documentaire te bekijken. Paradoxaal genoeg zie je de natuur juist het beste buiten wat we normaliter natuur noemen. De plek om de natuur te begrijpen is namelijk de dierentuin. Daar waar dieren losgemaakt zijn van hun ecosysteem kun je zien hoe het werkt in de natuur.
Een van de beste beschrijvingen van een dierentuin is die van Yann Martel in zijn allegorische roman The Life of Pi . De hoofdpersoon Pi groeit op in de Pondicherry Zoo die hij in lyrische termen schetst als een paradijs. Van vroeg tot laat wordt zijn dagelijks leven begeleid door de geluiden van de natuur: het ontwaken van de leeuwen, het gapen van de orang-oetans, de kreten van de kaketoes, de kwakende kikkertjes glanzend als van groen glazuur. Elke ochtend voor Pi de hoofdingang uitloopt naar school „bleef mij een laatste indruk bij: een piramide van schildpadden, de statige stilte van een giraffe, de dikke gele open bek van een nijlpaard, de seniele, onbetrouwbare uitdrukking van een kameel…”
Maar de lyriek stopt hier. Pi idealiseert de dieren niet. Goedbedoelende maar onjuist geïnformeerde mensen, zo betoogt hij, denken dat een dier in het wild vrij is en gelukkig – de trotse leeuwin rustend met haar welpen bij zonsondergang – en lijdt in de beperking van de dierentuin. Welnee! In het wild leeft een dier in onafgebroken angst, in een wrede hiërarchie met te weinig voedsel, in een territorium dat voortdurend verdedigd moet worden. Vrijheid is een betekenisloos begrip. Een dier is net een mens, denkt Pi, dat ook liever in de Ritz logeert dan dakloos rondzwerft. Een dierentuin biedt het enige wat een dier nodig heeft: veiligheid en voedsel.
In de dierentuin wordt de natuur tot deze twee dimensies teruggebracht. De concurrentie tussen individuen en soorten en de interactie met hun natuurlijke omgeving die je in het wild verwacht, blijft verborgen. Maar door de dieren te voeren en ruimtelijk te beperken toont de dierentuin juist dat ontbrekende ecosysteem – voor wie goed kijkt.
Voor Pi verdwijnt de idylle als de dierentuin moet verhuizen. De boot die de dieren vervoert lijdt schipbreuk en Pi komt in een reddingsboot terecht met een tijger die successievelijk de andere dieren verorbert. Pi temt hem met voedsel en een fluitje en verlicht daarmee zijn eigen eenzaamheid. Hij voelt dat hij en de tijger, hoe bedreigend ook, verbonden zijn. Maar als ze eindelijk aanspoelen in de bewoonde wereld, verdwijnt de tijger zonder omkijken in de jungle. De natuur is onverschillig, de mens blijft verlangen naar het paradijs.
Louise O. Fresco
NRC Handelsblad 8 februari 2021