Vlees is een morele toetssteen geworden

Eten we in 2050 nog vlees? Als het aan Bill Gates ligt niet, althans niet in rijke landen. In zijn recente boek How to Avoid a Climate Disaster ziet hij het uitbannen van vlees als belangrijke opdracht, naast de energietransitie, schone technologie en CO-opvang. De uitstoot van broeikasgassen bij voedselproductie classificeert hij als de hard-to-solve sector. Je kunt kunstmest efficiënter gebruiken, allerlei gewassen veredelen zodat ze ooit zelf stikstof uit de lucht halen, maar de uitstoot door vee (5 procent van totale emissies) is volgens hem echt onoplosbaar, zelfs als je het ander voer geeft. Nee, op termijn is er maar één echte optie: een vleesloos dieet.

Gates is niet de enige. Menig politicus en actievoerder ziet ‘ go vegan ’ graag als de manier om aan allerlei problemen, van klimaat tot obesitas en biodiversiteit, een eind te maken.

Die conclusie wordt lang niet door iedereen gedeeld. Een recente opiniepeiling van de VN over klimaatmaatregelen onder 1 miljoen mensen in vijftig landen ( The Peoples’ Climate Vote ) laat zien dat van de achttien voorgestelde plannen een plantaardig dieet op de minste steun kan rekenen. Dat verbaast niet, gezien de grote culturele betekenis van dierlijke producten.

Er bestaat geen twijfel dat we in Europa gemiddeld meer dierlijke eiwitten eten dan nodig en gezond is. Even goed zijn er groepen zoals zwangere vrouwen, opgroeiende kinderen en ouderen voor wie vlees als geconcentreerde bron van eiwitten en mineralen belangrijk kan zijn. Ook Gates erkent dat er in arme landen nog lange tijd vlees gegeten zal worden. Het is overigens een misverstand dat grond die onttrokken wordt aan veeteelt geschikt is voor akkerbouw, laat staan voor veeleisende eiwitgewassen als soja en bonen, of vanzelf aantrekkelijke natuur wordt. Een groot deel van de aarde is nu eenmaal alleen geschikt voor vee en niet voor gewassen of bomen. Dat deel niet gebruiken is onmogelijk, gezien de groei van de wereldbevolking. Ook zijn kippen en varkens noodzakelijk in een kringloopeconomie. Land dat nu voor veevoer wordt gebruikt, kan wel geconverteerd worden naar akkers.

Vlees is een morele toetssteen geworden, een bron van polarisatie ook, waarbij de producenten makkelijk worden weggezet als incompetent of dieronvriendelijk. De vragen die de maatschappij stelt, leiden gelukkig ook tot interessante alternatieven die boer en consument nauwer aan elkaar verbinden.

De trend is onmiskenbaar. Het aantal mensen dat zich flexitariër noemt en het aandeel vleesvervangers groeien gestaag. Tegen 2050 zullen consumptiepatronen wereldwijd minder dierlijke ingrediënten bevatten en zal de productie ervan duurzaam en diervriendelijk zijn. Maar verdwijnen zal vlees niet, en dat geldt ook voor andere dierlijke producten zoals zuivel, eieren, vis en schelpdieren. Ook daarvoor wordt nu gezocht naar plantaardige alternatieven en naar nieuwe soorten, zoals insecten en algen.

Wat de inzet van Gates verrassend maakt, is dat hij bepaald geen voorstander is van plantaardige alternatieven. Ondanks zijn investeringen in vegetarische hamburgers verwacht hij alles van synthetisch labvlees, gebaseerd op celcultures. Tegen de MIT Technology Review zei hij onlangs dat alle rijke landen moeten overschakelen naar 100 procent synthetisch ‘vlees’.

Je kunt Gates onvoldoende begrip voor de complexe rol van dieren en vleesconsumptie verwijten. Of dat hij vooral kijkt naar technocratische oplossingen in plaats van politieke. Maar zijn radicale keuze voor labvlees is in feite een pleidooi voor innovatie in voedsel, landgebruik en waarden. Dat wordt hopelijk ook door Nederlandse politici en actievoerders gehoord.

Louise O. Fresco,
NRC Handelsblad 8 maart 2021