Verantwoord ondernemen
Al ruim zestig jaar geleden verscheen Social Responsibilities of the Businessman, een boek van Howard Bowen dat draaide om de vraag wat de samenleving in redelijkheid kon verwachten van zakenlieden. Hij baseerde zich mede op een onderzoek van het blad Fortune uit 1946 waaruit bleek dat 93,5 procent van de (Amerikaanse) respondenten het eens was met de stelling dat zakenmensen verantwoordelijk waren voor de gevolgen van hun handelen op een ruimer sociaal gebied dan alleen de winst- en verliesrekening van hun bedrijf. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is dus niet alleen een recente mode. Niettemin heeft de retoriek over maatschappelijk verantwoord ondernemen een geweldige vlucht genomen. Er is geen bedrijf dat zich nog kan permitteren om hier in woord en daad geen aandacht aan te besteden. Hele afdelingen zijn ervoor opgezet, doeleinden en criteria geformuleerd, en menig conferentie wordt eraan gewijd waar de grote bonzen van het bedrijfsleven over elkaar heen buitelen van enthousiasme. Niet-gouvernementele organisaties spinnen er ook garen bij, als kritische adviseurs en ervaringsdeskundigen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid tonen is een must, sinds de crisis heeft geleid tot een groeiend wantrouwen van burgers tegenover onverantwoordelijke en zichzelf verrijkende topmannen (en enkele vrouwen). De politiek bevestigt dit maar al te graag: niet de aandeelhouderswaarde mag voorop staan, maar de langetermijnbelangen van de samenleving moeten maatgevend zijn voor bedrijven.
Het maatschappelijke wantrouwen jegens het bedrijfsleven gaat hand in hand met kritiek en cynisme, zoals dagelijks te merken valt bij columnisten en cabaretiers. ‘Natuurlijk’ doen bedrijven alsof ze maatschappelijk verantwoord bezig zijn, maar dat is een maniertje om meer spullen te verkopen, zo luidt het bekende tegenargument. Window dressing, mooi weer spelen en verder verandert er niets.
Er bestaat echter nog een andere vorm van kritiek op maatschappelijk ondernemen, die ogenschijnlijk minder cynisch is, maar wel meer ondermijnend. De maatschappij moet helemaal niets van het bedrijfsleven verwachten op sociaal gebied, zo gaat die manier van denken, want bedrijven moeten winst maken en niets meer. Als we willen dat bedrijven iets anders doen, dan moeten we ze gewoon dwingen de wet te volgen. Dit is de opstelling die Martijn Katan onlangs in deze krant verwoordde naar aanleiding van McDonald’s. Val dat bedrijf niet lastig met de eis dat ze gezond voedsel moeten verkopen, maar zorg dat wetgevers in Nederland en Europa hun verantwoordelijkheid nemen. Immers, bedrijven „zitten vastgeketend aan hun winstdoel als een galeislaaf aan zijn roeiriem”.
Dit is een karikatuur. Zo rigide en eenzijdig is de verdeling tussen wetten en bedrijven niet. Wetten weerspiegelen de veranderingen in de samenleving en bedrijven zijn daar onderdeel van. Juist omdat bedrijven in dialoog met consumenten- en milieuorganisaties zijn gaan zoeken naar alternatieven voor vervuilende of ongezonde producten, kwam er ruimte voor nieuwe wetgeving. Die dialoog was niet het initiatief van de wetgever, maar van individuen – juist ook aan de top van het bedrijfsleven. En zelfs al zou die top geen enkel ethisch gevoel hebben, dan nog is het rekening houden met meer dan winst en aandeelhouders in bedrijven van belang voor het rekruteren van toptalent, een prettige werksfeer en het aantrekken van kapitaal. Een wereldbeeld zoals Katan het verwoordt, is inherent pessimistisch, omdat het suggereert dat de opvattingen van mensen of bedrijven statisch zijn en er geen dialoog ontstaat. De geweldige verbeteringen in werkomstandigheden, producten en milieu-uitstoot, resulterend uit een collectief bewustwordingsproces dat al decennialang duurt, bewijzen dat maatschappelijk verantwoord ondernemen wel degelijk zin heeft.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 15 januari 2014