MENU

Veilig weggedoken achter onze hoge dijken

Terwijl wij met een gerust gemoed achter onze vloedbestendige dijken, brede kusten en hoge duinen in goed geïsoleerde huizen van onze overvloedige maaltijden genieten, beseffend dat vadertje staat over ons waakt, vergeten we maar al te makkelijk dat het veel mensen ontbreekt aan dit fundamentele gevoel van veiligheid.

Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in delta’s en meer dan 80 procent van de stedelijke agglomeraties bevinden zich daar, al liggen die zeker niet allemaal zo laag als grote delen van Nederland. Ook zijn er eilanden die nauwelijks boven de zeespiegel uitstijgen, zoals in de Maldiven. In al die gebieden vormen overstromingen nu al een risico, nog afgezien van toekomstige zeespiegelstijging en verhoogde rivierafvoer als gevolg van klimaatveranderingen. De meeste wateroverlast ontstaat als gevolg van orkanen en andere stormen, waarvan de sterkte in de laatste jaren lijkt toe te nemen.

In Azië zijn de gevolgen numeriek het grootste. Alleen al de orkaan Sidr die Bangladesh eind vorig jaar trof, heeft meer dan drieduizend slachtoffers geëist. Dat zijn dan slechts de doden. Meer dan acht miljoen mensen hebben hun huizen verloren, hun vee, hun gewassen en hun gereedschap. Ik zwijg verder over Myanmar dat in mei werd overvallen door het ongebruikelijke pad van een cycloon die toevallig eens niet in Bangladesh de kust raakte (85,000 doden) – noch over al die andere rampen die iedereen hier al lang weer vergeten is.

Het zijn verbijsterende cijfers. Geen andere natuurramp veroorzaakt meer slachtoffers en meer economische schade. Meestal treft een overstroming arme gebieden en arme mensen in krakkemikkige huizen. Echter ook in ontwikkelingslanden neemt de waarde van de bezittingen snel toe, zeker in verstedelijkte gebieden. Als mensheid hebben wij dus steeds meer te verliezen.

De Deltacommissie (voor de goede orde: ik was een van de leden) heeft zich uitgesproken over de toekomstige veiligheid van Nederland, maar de vraag die bij iedereen op zijn minst in tweede instantie moet opkomen, is: hoe moet het in al die veel armere landen? Deze week hebben de alliantie van kleine eilandstaten en Oxfam een oproep gedaan aan de Verenigde Naties om overstromingen als een bedreiging van vrede en veiligheid te zien, waarvoor internationale plannen en dus geld moeten komen.

Tja. Natuurlijk is bescherming tegen het water een kwestie van geld, veel geld zelfs, en een beroep op internationale solidariteit ligt voor de hand. Ik ga er vanuit dat de Nederlandse regering ruimhartig gehoor zal geven aan de oproep van de eilandstaten en deltagebieden om expertise ter beschikking zal stellen voor dit soort plannen en hun uitvoering, niet als eenmalige hulp na een ramp, maar als langdurige samenwerking.

Maar een automatische oproep tot meer geld, zo typisch voor de VN, gaat voorbij aan talloze belangrijke overwegingen. Er blijkt, gegeven de kracht van de overstroming en het terrein, bijna overal een relatie te bestaan tussen aantallen slachtoffers, omvang van de schade en de aard van de overheid. Daar waar de overheid zwak is, slecht georganiseerd of zelfs corrupt, ontstaan de werkelijke problemen – zie Myanmar waar de hulpverlening actief geblokkeerd werd door de regering. Maar ook waar dat niet het geval is, ontbreekt veelal een integraal en vooral realistisch plan van aanpak. Een land beschermen is niet een kwestie van ‘groot denken’, maar van verstandig vooruit kijken, plannen maken en objectief de risico’s analyseren, juist als de middelen te kort schieten en echte prioriteiten moeten worden gesteld.

Dan moeten overheden politieke keuzes maken, niet alleen bij preventie maar ook bij het beperken van de gevolgen. Niet overal kan en hoeft bijvoorbeeld de kans op een lichte overstroming (bijna) volledig uitgebannen te worden. Een overstroming van enkele decimeters hoeft een land niet te ontwrichten als essentiële infrastructuur (energiecentrales, ziekenhuizen) hoog liggen en vluchtwegen en opvang bestaan en intact blijven. Uit de houding van de meeste eilandstaten blijkt dat dit geen optie is: zij zouden het liefste ieder risico uitbannen.

Maar daar waar rivier en zee en wind elkaar ontmoeten is de mens altijd kwetsbaar geweest. In het vlakke land van rivierarmen, eilandjes en schorren en van heel veel water, brengt de zee zijn zand en verlegt voortdurend de kust. De rivieren verstikken zich er in hun eigen slib en vinden nieuwe beddingen. Vruchtbaarheid en kwetsbaarheid gaan samen, in delta’s en op vulkaanhellingen. Hier gedijen de beschavingen – denk aan de Nijl, de Indus.

Maar dit land is nooit stabiel geweest. In de delta van Mesopotamië, in het huidige Irak, zijn sporen van grote overstromingen en verlaten steden gevonden. De zeebodem is bezaaid met ruines van steden waaruit de mens zich heeft terug getrokken, zoals voor de huidige monding van de Guadalquivir bij Cádiz.

Dat is uiteindelijk de morele vraag: moeten en kunnen we als mensheid streven naar het veiligheidsniveau dat wij, bevoorrecht als we zijn, ons in Nederland kunnen permitteren? Moet alles wat we nu, aan het begin van de 21e eeuw, in de wereld hebben opgebouwd, beschermd blijven, en tegen welke kosten?

Heeft niet ieder mens recht op de geruststelling dat hij rustig kan slapen omdat de staat waakt over de veiligheid? Hier botst ons intuïtieve solidariteitsbeginsel dat aan iedere aardbewoner een gelijk risico toekent, met ons besef van de geschiedenis en de relativiteit van het menselijk ingrijpen. De tijd – en de snelheid van de zeespiegelstijging – zal het ons leren.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 16 september 2008