Vasten is ook leerzaam voor de niet-gelovige
Vorige week vierden we allemaal het einde van de ramadan. De islamitische vastenmaand en het afsluitende Eid el-Fitr zijn in West-Europa een onderdeel aan het worden van het collectieve leven. Waar vijftien jaar geleden de meeste mensen nauwelijks van de ramadan gehoord hadden, laat staan wisten wanneer die viel, verkopen supermarkten nu trots de dadels waarmee de dagelijkse vasten eindigt en heeft de publieke omroep aangepaste nachtprogramma’s.
Voor een gelovige is vasten veel meer dan niet eten. Het biedt een verhoogd spiritueel bewustzijn om na te denken over wat werkelijk van belang is in het bestaan. Liefdadigheid hoort daarbij. Voedsel en drank zijn dus metaforen voor het materiële. Dat is niet uniek voor de islam, want religieus gemotiveerd vasten heeft vele vormen, denk aan de restricties tijdens de vasten voorafgaand aan het katholieke en orthodoxe Pasen of aan het Joodse Jom Kipoer. De islam toont dat vasten vandaag de dag geen marginaal verschijnsel is voor een handjevol hardcore gelovigen, maar een verrassende vanzelfsprekendheid voor grote groepen.
Periodiek vasten – jezelf bewust enige tijd onthouden van de consumptie van voedsel en, soms, drinken – is waarschijnlijk altijd aanwezig geweest in de menselijke geschiedenis. Al millennia geleden werd vasten geassocieerd met een manier om het lichaam en de geest te ‘reinigen’. Dat bij langdurig vasten spirituele inzichten of hallucinaties kunnen optreden, versterkte waarschijnlijk de gedachte dat vasten niet alleen fysiek zinvol was. Veel grote spirituele leiders vastten, denk aan Mahatma Gandhi, die ook gezegd zou hebben dat vasten alleen betekenis heeft indien het samengaat met een voortdurend verlangen naar zelfbeheersing. Biologisch gesproken heeft vasten ongetwijfeld een rol gehad in de herverdeling van schaars voedsel, het concentreren van macht en waarschijnlijk ook in de selectie van de meest aangepaste individuen. In deze tijden van overvloed is dat niet meer dan een subliminale herinnering.
Toch is vasten niet verdwenen in de moderne, seculiere tijd. Hoewel het bijna 24/7 mogelijk is voedsel aan te schaffen, eten we niet voortdurend: we ‘vasten’ ’s nachts tussen avondeten (en eventuele snacks daarna) en het ontbijt. Het Engelse woordbreakfast (het breken van het nachtelijke vasten) verwijst daar nog naar. Sinds enkele decennia is wat ik maar even het wellnessvasten noem aan een succesvolle opmars bezig. Eerst had je het sapvasten (alleen beperkt vloeibaar voedsel), nu is intermittent fasting (een groot deel van de dag of twee dagen per week niet eten) in de mode. Dry January en andere zelfgekozen periodes van geheelonthouding liggen in het verlengde hiervan.
Anders dan bij het religieuze vasten is het doel van deeltijdvasten puur individualistisch, al wijst ook hier het taalgebruik op ‘reiniging’. In alle gevallen, religieus en seculier, helpt vasten tevens om de identiteit van de groep te bevestigen. Je kunt dat vasten ook puur utilitaristisch bekijken: minder eten zou helpen tegen zwaarlijvigheid of leiden tot minder verspilling, al lijken de effecten marginaal en niet blijvend.
Niettemin kan de ramadan ook niet-gelovigen aan het denken zetten. Regelmatig bewust stilstaan bij wat wij eten is een daad van respect voor die vele anonieme werkers die ons dagelijkse voedsel produceren. Daarnaast zijn zelfbeheersing en matiging eigenschappen die ver te zoeken zijn en toch echt dringend ontwikkeld moeten worden in een geopolitiek gure wereld waar oorlog niet alleen theoretisch is. Vrij naar de dertiende-eeuwse Perzische dichter Jalal ad-Din Rumi: ‘Vast en je zult de kracht van de geest ontwaren’.