Samen sterk
Wanneer hebben mensen geleerd dat samenwerking tussen vreemden meer oplevert dan alleen de afwezigheid van conflict? Dat moet al heel vroeg gebeurd zijn, toen de eerste hominiden in de savannes zagen dat de fysieke kracht van eenlingen en kleine familiegroepen onvoldoende was om grote dieren te vangen. Of misschien kwam dat besef pas echt toen mensen zich gingen specialiseren en de uitwisseling van goederen kon ontstaan. De herder ruilde zijn melk voor graan, de smid zijn hoefijzers.
Samenwerking tussen individuen die niet tot een familie behoorden, was en is een kwestie van overleving. Niemand van ons kan zelfvoorzienend zijn. Er is geen terrein van ons leven dat niet geworteld is in samenwerking en afspraken. Het is de kern van de democratie. Nu onze wereld de hele planeet omvat, is samenwerking ook de kern van de internationale betrekkingen. Zo hangt ons leven aan elkaar van samenwerken: de buren hebben de sleutel en zorgen voor de poes; de chauffeur op de rijstrook naast ons doet netjes zijn richtingwijzer aan, zodat we hem of haar in laten voegen; landen beslissen samen over van alles, van de maximale hoeveelheid bestrijdingsmiddel in appelmoes tot het afschaffen van nucleaire wapens.
Er zijn twee vormen van samenwerking: die tussen mensen die iets verschillends te ruilen hebben (goederen tegen andere goederen of geld) en die tussen mensen die in gelijke omstandigheden verkeren. Vooral die laatste vorm heeft een geweldige kracht. Dan gaat het er om samen een vuist te maken, of om samen iets te bereiken waarvoor je als individu te klein bent. Dergelijke samenwerking is in de geschiedenis de sleutel geweest tot sociale verandering, van de opstand van lijfeigenen in het tsaristische Rusland tot de organisatie van Engelse fabrieksarbeiders.
De meest succesvolle vorm van sociaal-economische samenwerking is de coöperatie. Oude vormen van coöperatie richtten zich op samen sparen, waarbij ieder lid per toerbeurt het ingelegde geld kon gebruiken. In het Romeinse Rijk bestonden al dergelijke groepen die fungeerden als onderlinge begrafenisondernemingen. Ze bestaan nog steeds, van Afrika tot China. Naar verluidt ontstond de eerste coöperatie al in de dertiende eeuw, opgericht door de Franse bergboeren die de ook nu beroemde Comtékaas maken. Zij wilden grotere kazen maken omdat die beter bewaard konden worden en hadden daarvoor veel melk nodig, veel meer dan een boer alleen ooit zou kunnen produceren. Om toch die honderden liters bij elkaar te krijgen, besloten ze hun melk samen tot kaas om te zetten. Bij de verkoop van de kaas kreeg ieder betaald naar verhouding van de hoeveelheid melk die hij had ingebracht.
Vanaf het midden van de negentiende eeuw ontstonden de moderne consumentencoöperaties die we nu kennen. Het begon met de inkoopcoöperatie van Rochdale (Verenigd Koninkrijk), waar textielarbeiders samen hun eerste levensbehoeften inkochten om zo minder afhankelijk te zijn van de verplichte inkoop via de fabriek. Tegelijkertijd ontwikkelde de Duitser Friedrich Wilhelm Raiffeisen zijn gedachten en begon een coöperatieve bakkerij waar arme boeren op krediet brood konden krijgen, en die uitgroeide tot een gemeenschappelijke spaarbank.
Het jaar 2012 is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Coöperatie. Dat werd tijd, want weinigen realiseren zich hoe belangrijk coöperaties zijn, alleen al in aantallen. Volgens cijfers van de Verenigde Naties is een op de vier Canadezen lid van een coöperatie, krijgen bijna achttien miljoen Brazilianen hun gezondheidszorg via een coöperatie, en heeft een op de drie Fransen zijn geld ondergebracht bij een coöperatieve bank. In de Nederlandse land- en tuinbouw zijn de veertig grootste coöperaties goed voor een omzet van 37 miljard euro. Wereldwijd voorzien coöperaties in honderd miljoen banen, 20 procent meer dan alle multinationals tezamen.
Wie weet dat dit Internationale Jaar het begin vormt van de herwaardering van een organisatievorm die soms neigt tot bureaucratie. Succesvolle professionele coöperaties lopen steeds meer het risico dat ze vervreemd raken van hun leden. De coöperatieve vernieuwing zou weleens uit een onverwachtse hoek kunnen komen. Naast de bestaande coöperaties bloeien steeds meer burgerinitiatieven op. Dat zijn geen coöperaties in de juridische zin, noch zijn ze goed georganiseerd, maar ze zijn wel gestoeld op de gedachte van gemeenschapsbelang die Raiffeisen voorstond. Zo maken buurtbewoners zich samen sterk voor hun eigen zonnepanelen, worden auto’s, net als andere duurzame gebruiksgoederen, zoetjesaan meer gedeeld, zetten ouderen zich in als kinderoppas in ruil voor hulp bij computerproblemen. De Occupybeweging roept al openlijk op tot ruilhandel.
Juist omdat coöperaties de nadruk leggen op onderlinge afhankelijkheid en solidariteit, zijn ze actueler dan ooit voor het denken over een nieuw economisch bestel. Na de desillusie van het ‘graaikapitalisme’ en het ‘ieder voor zich’, wordt het nieuwe motto ‘wij voor elkaar’. Samen staan we sterk, voor publieke en private belangen. Dit past wonderwel in het hele politieke spectrum. De stevige zelfredzaamheid zou de rechtse partijen moeten aanspreken, de warme solidariteit de linkse. Daar zou toch iets moois uit te brouwen zijn voor Nederland.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 1 februari 2012