MENU

Pas op met sluipende gedachteloosheid

Pas op met sluipende gedachteloosheid

Met de aanval op een synagoge in Pittsburgh scharen de Verenigde Staten zich bij landen als Frankrijk, België en Zweden waar geweld tegen Joodse doelen en individuen meer dan eens voorkomt. In Oost-Europa en de VS demonstreren neonazi’s openlijk. Viktor Orbán spreekt in nauwelijks verhulde termen over George Soros („de Jood Soros”, zoals de NOS hem kortstondig noemde). De top van de Britse Labour-partij wordt beschuldigd van antisemitisme. En de aanval op een koosjer restaurant in Amsterdam ligt niet ver achter ons.

Een nieuw nationalisme steekt de kop op. De Europese worsteling met de identiteit en met vluchtelingen versterkt xenofobe tendensen. Er is meer angst voor ‘anderen’ die zich onderscheiden in uiterlijk, cultuur en geloof. De archetypische ander was en is vaak Joods (en nu ook de moslim).

Tegelijk groeit de tolerantie voor antisemitische uitlatingen, omdat de toon verhardt, vooral door de ruimte die sociale media bieden. Het internet staat vol met de vreselijkste teksten en beelden, van Holocaust-ontkenningen tot grove stereotyperingen. Dergelijke gedachten zijn niet te onderdrukken, maar in een moderne beschaving moet een sterke rem zitten op het uitdrukken ervan. Die verdwijnt nu alles gezegd mag worden onder het mom van vrijheid van meningsuiting.

Antisemitisme wordt vaak de kanarie in de kolenmijn genoemd, de eerste waarschuwing voor gevaar. Waar Joden worden gediscrimineerd, dreigt letterlijk verstikking, doordat ook andere minderheden systematisch worden uitgesloten en vernederd. Dan wordt het normaal individuen een identiteit toe te kennen op basis van hun afkomst, religie, geaardheid en hen niet als gelijk te zien voor de wet. Dat geldt voor Joden, maar evengoed voor moslims.

Antisemitisme neemt vele vormen aan. Er is een groot verschil tussen geweld, moedwillige discriminatie, geschiedvervalsing, impliciete vooroordelen en onverschilligheid. Die laatste categorieën tonen de glijdende schaal waarmee discriminatie vanzelfsprekend wordt. Onverschilligheid en ontkenning ondermijnen onze medemenselijkheid, tegenover armoede, vluchtelingen, hongersnood, vrouwenmishandeling. Het makkelijkste is wegkijken: niemand kan er immers iets aan doen, het is allemaal (een beetje) erg.

Maar alles tot ‘erg’ bestempelen omdat er nog zoveel meer erg is, suggereert een niet-bestaande hiërarchie van kwaad. Het ene kwaad vergoelijken door te zeggen dat het andere toch minstens net zo erg is, leidt tot nivellering, tot „het vervagen van de grenzen tussen daders, slachtoffers, omstanders, medeplichtigen”, zoals historica Evelien Gans het noemde in een interview met Vrij Nederland, niet lang voor haar dood. Ook het boek van Chaja Polak, De man die geen hekel had aan Joden, is geschreven, zoals ze in NRC zei, om het gevaar van nivellering aan te tonen. Nooit vergoelijken en relativeren, feiten verdoezelen, of gebrek aan historische kennis als excuus gebruiken!

Antisemitisme moet de zorg zijn van iedere burger. Niet alleen fysieke of verbale agressie, ook het gemak van het vergoelijken, relativeren, ontkennen en wegkijken. Tegen antisemitische misdadigers helpen wellicht extra bewapende bewakers. Maar samenlevingen moeten zich ook verzetten tegen de sluipende gedachteloosheid die geen rekening houdt met anders-zijn, vergaderingen worden gepland op belangrijke religieuze feestdagen, het wegkijken van het lijden van anderen, elders, die niet op jezelf lijken. Niet uitsluiten maar insluiten, met respect.

Louise O. Fresco
Column NRC handelsblad, 5 november 2018