Oum Kalthoum meets …
Tijdens de verkiezingscampagne, tussen de schijnzekerheden van projecties en prognoses, koopkrachtplaatjes en kostenplaatsjes, veelal ontaardend in gekwaak over geld, zijn twee thema’s niet of nauwelijks aan bod gekomen. Duurzaamheid en cultuur. Over duurzaamheid zijn de meeste lijsttrekkers de platitudes niet ontstegen. Het onderwerp werd weggemoffeld onder energie, mobiliteit, landbouw en natuur, en wat dat laatste betreft verengd tot inkrimping van de bio-industrie. Het enige spannende puntje was het ideologische verschil over kernenergie en kolencentrales, of geen van beide. Gelukkig is dit allemaal niet echt rampzalig. Over het grootste deel van de maatregelen voor besparingen van energie en grondstoffen kan geen werkelijke onenigheid bestaan. In veel bedrijven krioelt het al lang van de slimme ideeën, producten en technieken, dus wat dat betreft liggen we op koers. Maar de overheid moet door consistente regels, wetgeving en belastingen bevorderen dat die innovaties worden ingevoerd en dat de doelstellingen worden nagestreefd. Op zijn minst had het debat moeten gaan over hoe dat moet gebeuren en tegen welke kosten. Maar het belangrijkste is toch dat duurzaamheid niet alleen een kwestie van financiële prikkels en technologische oplossingen is, maar raakt aan onze visie op verantwoorde economische groei en daarmee aan het wezen van onze beschaving, onze relatie met de aarde en met andere mensen, hier en elders, nu en straks.
De afwezigheid van cultuur en kunst als onderwerp in de campagne is minstens zo omineus, want daar ontbreken niet alleen de vergezichten en de effectieve sturing door de overheid, maar ook de vernieuwingsdrang. Als je culturele bestuurders en kunstenaars mag geloven, dan is het een en al ellende door chronisch geldgebrek, kaasschaafmethodes, jarenlange erosie van excellentie, ongezonde concurrentie, dichtgemetselde zuilen en verworven rechten. Ondanks een potpourri van plannen voor de kunsten, lukt het niet om te komen tot een aanvaardbare kwaliteitsbeoordeling om alle belangen op één lijn te krijgen. Zo wordt de spoeling steeds dunner en de vernieuwing fragieler. Hier moeten keuzes gemaakt worden en die zijn allemaal ideologisch bepaald: popmuziek in achterstandswijken of klassieke opera? Moderne dans of hiphop? Toegankelijke straatkunst of abstracte fotografie? Rijdende bibliotheken in de provincie of elektronische? Conservatoria of muziekscholen? De politici deden niet eens een poging om het onderwerp aan te kaarten. Sterker nog, in het overzicht van de standpunten dat deze krant afgelopen zaterdag publiceerde onder de titel ‘Dit vinden de partijen’ komt het kopje cultuur niet eens voor. Ook hier geldt dat het niet alleen gaat om beleid en geld, maar om het wezen van onze beschaving en de rol van cultuur daarin, inclusief de ‘elitecultuur’. Dat is andere koek dan het argument dat cultuur van Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats maakt voor buitenlandse bedrijven.
Merkwaardig genoeg is het zwijgen van politici over cultuur omgekeerd evenredig met het gebodene. Wie bijvoorbeeld de afgelopen week iets van het Holland Festival heeft meegekregen, kan niet anders dan blij verrast reageren op de kwaliteit en diversiteit van het aanbod. Dat is al jaren zo, en ook dit jaar is geen uitzondering. Gezegend is het land dat zijn belangrijkste jaarlijkse kunstfestival opent met de liederen van de Egyptische zangeres Oum Kalthoum, die cultuur van hoog tot laag, van oost tot west verenigt. Dit is een Nederland dat bloeit, nationaal en internationaal.
Niet-westerse antropologen of marsmannetjes zouden echter op basis van de verkiezingsdebatten tot de conclusie moeten komen dat de Nederlandse samenleving bestaat uit kortzichtige klagers die voortdurend pijn hebben in hun portemonnee en die worden aangevoerd door gekwelde, naar binnen gekeerde leiders. Het is toch te gek dat deze verkiezingscampagne de politiek heeft gereduceerd tot een soort egocentrisch bingo met bezuinigingssommen! Terwijl het om zo veel meer had moeten gaan. Om J.F. Kennedy te parafraseren: vraag niet wat een partij voor jou betekent, maar wat wat een partij voor het land, de wereld en onze beschaving betekent.
We beleven niet alleen een economische, financiële en geopolitieke crisis. Het gaat om een ongekende existentiële onzekerheid over onze westerse waarden. Rob Riemen zinspeelde al terecht op deze beschavingscrisis in zijn debat met Job Cohen, in Buitenhof, tien dagen geleden. Niet toevallig organiseert het Nexus Instituut, waar Riemen directeur is, later deze week een internationale conferentie onder de titel ‘Superman meets Beethoven’, waarbij Superman staat voor wetenschap, techniek en ‘social engineering’ en Beethoven voor het westerse beschavingsideaal. Het is een fraaie tegenstelling, maar wel een valse en een te beperkte. Het Westen is geworden tot een democratische en bevoorrechte vrijplaats, dankzij wetenschap en technologie én dankzij filosofie en kunst, en de wisselwerking daartussen. Zelfs het begrip duurzaamheid is door diezelfde westerse samenleving benoemd en tot principe verheven. Maar de vraag is wat deze westerse verworvenheden nog betekenen in een wereld waar het zwaartepunt zich naar het oosten en zuiden verlegt. Ik durf wel te hopen op een nieuwe renaissance waar ideeën vanuit allerlei windstreken en cultuur- en vakgebieden met elkaar in dialoog gaan. Dus niet alleen Superman meets Beethoven, maar ook Oum Kalthoum meets Steven Chu, Bill Gates, Vasili Grossman, Zaha Hadid, Clarice Lispector, R.K. Narayan, Sembène Ousmane, Craig Venter, Jaap van Zweden e tutti quanti. In een beschaafd land staan alle deuren wijd open. In een beschaafd land hebben cultuur en duurzaamheid alles met elkaar te maken.
Krijgen wij morgen de leiders die dit begrijpen? Ik ben er niet gerust op maar, zoals Oum Kalthoum ooit zong (hier in het Frans vanwege het rijm): ‘J’ai sans trop d’histoires/ Un grand espoir/ Ce soir …’
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 8 juni 2010