MENU

Ontwrichting in een land van eigen makelij

Nederland is, in tegenstelling tot alle andere landen, grotendeels van eigen makelij. Met uitzondering van Singapore, waar in korte tijd een vissersdorp uitgroeide tot een welvarend en deels kunstmatig eiland, is dit het enige land waar al zó lang zó veel is gedaan door de mens zelf. Uit een instabiele, vloedgevoelige delta met dorpen die door water of duinzand werden bedreigd is een van de dichtstbevolkte en welvarendste gebieden ter wereld geboetseerd. Natuurlijk, elders zijn ook polders aangelegd en rivieren bedwongen, maar als percentage van het totale territorium stelt dat weinig voor. In dit land ligt twee derde van de economie beneden de zeespiegel, dat wil zeggen in gebied dat door mensen gevormd en beschermd is. Niet in de luwte van een gebergte of op een veilige hoogvlakte, maar achter een stelsel van dijken en afwateringskanalen waarin de waterspiegel tot op de centimeter nauwkeurig wordt beheerd.

Al meer dan een millennium is met schop, paarden en trekschuiten en later bulldozers en ‘slimme’ tractoren een uniek landschap gevormd waarin natuur, industrie, transport, verstedelijking en landbouw onlosmakelijk verweven zijn. Bossen werden gekapt en eeuwen later weer aangeplant. Zandverstuivingen werden in toom gehouden, zand werd gewonnen en verplaatst. Polders werden drooggemalen en veen afgegraven waardoor weer plassen ontstonden.

Waar de bevolking zich in de westelijke steden concentreerde, vormden het oosten en zuiden de woeste gronden. Daar was het land leeg: grote bomen werden gekapt omwille van het hout, de heidevelden werden begraasd maar niet bewoond. Deze natuur was er om te gebruiken. Ook de leegte was dus geen oorspronkelijke natuur, maar net als de polders product van menselijk handelen. Pas sinds enkele decennia zijn de belangen van natuur en recreatie dominant aanwezig, hoewel al meer dan een eeuw de (private) aankoop van het Naardermeer de deur opende naar het anders denken over natuur.

De voorafgaande eeuwen waren geenszins harmonieus in termen van ruimtelijke ordening. Conflicten tussen lager en centraal bestuur, verschil in visie over wat er moest gebeuren, geldgebrek – het klinkt allemaal bekend. Historicus Auke van der Woud heeft deze geschiedenis minutieus gedocumenteerd. Lessen zijn hier echter niet uit getrokken.

Ondertussen is de bevolking sterk gegroeid, vermindert de omvang van huishoudens en wordt het individuele ruimtebeslag steeds groter. Snelwegen worden verbreed, de versnelling door de moderne technologie vraagt om data- en distributiecentra. Windmolens en zonneparken eisen hun aandeel van de oppervlakte. Door deze ontwikkelingen hebben steeds meer partijen belang bij de inrichting van het land: gemeentes, aannemers, bewoners, boeren, natuurbeschermers, energiebedrijven en natuurlijk de landelijke overheid. Op veel plaatsen ontbreken visie en regie en botsen belangen.

De stikstofcrisis, het landbouwakkoord, de klimaatafspraken, de uitwerking van de Europese Green Deal: ze zullen onvermijdelijk het eeuwenoude weefsel verder ontrafelen. Ze zijn symptomen van een ontwrichting die over veel meer gaat dan ruimtelijke ordening of natuurbehoud, of de kloof tussen stad en platteland of zelfs tussen elite, bestuur en burgers. Het is nu zaak om na te denken over welk Nederland over een eeuw vorm moet krijgen.

‘Het’ oude Nederland heeft nooit bestaan en komt dus nooit meer terug. Altijd zijn Nederlanders bezig geweest met het boetseren van hun land. Ondanks alle verschillen in visie en belangen is een welvarend land ontstaan dat zijn weerga niet kent in diversiteit van mensen, landschap, bedrijvigheid. We staan nu voor nieuwe maar ook oude opgaves. In de ruimtelijke ordening van de toekomst balt zich de vraag samen naar de maakbaarheid van Nederland.