Onder Professoren
De affaire Ramadan munt uit door onduidelijke doelen en troebele procedures. Wat moeten we ervan denken dat een man die geen woord Nederlands spreekt en de Nederlandse samenleving niet kent, wordt uitgenodigd om ‘bruggen te slaan’ tussen bevolkingsgroepen? Heeft dat niet alles te maken met de gevoeligheid van politici voor het aantrekkelijke moderne jargon waarmee Ramadan de problemen van de Islam benoemt? Waarom neemt de Erasmus Universiteit iemand in dienst die vlak daarvoor juist niet benoemd werd als hoogleraar door de Leidse Universiteit vanwege de controverses rondom zijn persoon? En waarom wordt Ramadan nu ontslagen vanwege zijn allang bekende bijbaantje bij de Iraanse televisie in plaats van om zijn oproep tot een moratorium op steniging?
Toch wil ik hier niet over de opinies van Tariq Ramadan uitwijden. Al in 2004, in Frère Tariq, heeft de Franse essayiste Caroline Fourest een uitputtende analyse gegeven van de tegenstrijdigheden in zijn denken –gevolgd door het verwijt van Ramadan dat ze zijn gedachtegoed buiten de context interpreteerde. Ook zwijg ik over de kritiek van Ramadan aan het adres van denkers als Alain. Finkielkraut die hem op aantijgingen van antisemitisme kwam te staan. Net als over Ramadan’s publieke omhelzing van de radicale anti-mondialiseringsactivist José Bove. Het moge duidelijk zijn dat Ramadan het debat niet schuwt, maar zich ook tegen kritiek verweerd heeft met teksten die, althans af en toe, enige openheid suggereren. Ramadan is op zijn minst een man van variabele opinies en een groot retorisch talent. Maar zoals Fouad Laroui in De Volkskrant van afgelopen zaterdag betoogde, hij is op geen enkele manier een vertegenwoordiger van de hervormingsgezinden die Nederland nodig heeft.
De vraag die de controverse rondom Ramadan in universitaire kring oproept, is wat vrijheid van meningsuiting betekent, met name in het geval van externe gefinancierde hoogleraren. Extern betekent door ideeele stichtingen of organisaties en door het bedrijfsleven. Mag de firma “WC-Eend” een hoogleraar in de WC-Eendkunde financieren? En mag die hoogleraar dan verkondigen dat uit onderzoek blijkt dat “wij van WC-Eend terecht WC-Eend aanbevelen”? Mag de Vereniging voor de Bevordering van Het Zaaien bij Volle Maan iets vergelijkbaars doen? Belangenverstrengeling van het type WC-Eend kan vermeden worden door vast te houden aan strikte wetenschappelijke eisen – de kandidaat moet, zoals dat heet, “professorabel” zijn. Voorts wordt de leerstoelhouder normaliter begeleid door een curatorium. Die twee eisen voorkomen niet alle problemen. Externe hoogleraarschappen zijn bijna altijd tijdelijke en part time bijbaantjes. Hierdoor is het soms onduidelijk uit welke functie de hoogleraar spreekt: als (voormalig) werknemer bij WC-Eend of als hoogleraar Grondslagen van de WC-Eendkunde. Is zijn vrijheid van meningsuiting in beide gevallen gelijk? En als een dergelijke hoogleraar iets beweert of doet dat om wat voor redenen dan ook onacceptabel of zelfs onwettelijk wordt beschouwd, kan de universiteit dan corrigerend optreden?
De bestaande constructie van dit soort benoemingen kan dus al problematisch zijn.. Maar in het geval van Tariq Ramadan lijkt de transparantie helemaal verdwenen. Zijn aanstelling is direct door B&W van Rotterdam betaald. Dat de politiek een leerstoel kan creeeren en financieren, is in strijd met de academische grondslag van de universiteit die juist niet met de politieke modes mee moet gaan. Anders valt te vrezen voor figuren als een hoogleraar Methoden & Technieken van Gedwongen Inburgering tegen de tijd dat de Heer Wilders en de zijnen de meerderheid in het college hebben. De constructie van de leerstoel van Ramadan verklaart ook waarom de universiteit niet anders kon dan hem te ontslaan, aangezien er na zijn ontslag door Rotterdam geen geld meer was. Het is ook onduidelijk of er een onafhankelijke toetsing is geweest van de wetenschappelijke kwaliteiten van de kandidaat (Ramadan’s web page vermeldt namelijk geen enkel wetenschappelijk artikel). Hoewel er sprake is van een Wisselleerstoel Identiteit en Burgerschap lijkt een regelmatig bijeenkomend curatorium te ontbreken. Er was dus geen instantie die Ramadan kon helpen zijn positie binnen de universiteit te vinden en die kon beoordelen uit welken hoofde hij zijn controversiele uitspraken deed over, bijvoorbeeld, homoseksualiteit.
Van verschillende kanten wordt de universiteit van Oxford genoemd, die geen moeite zou hebben met Ramadan en zich beroept op diens vrijheid van meningsuiting. Nu ontstaat in Nederland bij het noemen van prestigieuze buitenlandse universiteiten altijd de bekende Pavlov-reactie. Dat kwijlende enthousiasme moet enigszins in perspectief gezet worden, want in het recente verleden heeft zelfs Oxford wel eens een scheve schaats gereden. Trouwens, ook in Oxford is Ramadan’s hoogleraarschap extern gefinancierd, en wel, als ik goed ingelicht ben, door een van de Golfstaten. Het is niet uit te sluiten dat daardoor meer belangen dan alleen de academische vrijheid spelen.
Zeker in een tijd van bezuinigingen en groeiende studentenaantallen kan de aanstelling van externe hoogleraren een welkome aanvulling vormen. Zij bieden ook een kans om een diversiteit aan stemmen en vakgebieden aan te bieden. Voor iedere leerstoel is echter een strategische toetsing door de universiteit vereist, die niet gedreven wordt door een ‘gratis’ aanbod. Als een externe hoogleraar eenmaal is benoemd, na een gedegen ex-ante beoordeling van zijn persoon, dan gelden de regels van vrijheid van het academische debat. Daarbij mag wel verwacht worden dat zij of hij zich respectvol opstelt ten aanzien van de belangen van de universiteit en nevenactiviteiten meldt. In het geval van Ramadan voldoen zowel zijn aanstelling, zijn optreden en zijn ontslag hier niet aan. Het voorbeeld van, ja inderdaad, de Amerikaanse universiteiten laat zien dat het goed mogelijk is om externe benoemingen helder regelen. Het wachten is op een gedragscode van de VSNU.
Louise O. Fresco
NRC Handelsblad, 1 september 2009