MENU

Oertijd is te complex voor theorietjes

Regelmatig ontstaat bij anderszins verstandige mensen de behoefte om de oertijd aan te roepen om aan de verhoudingen van toen af te lezen wat ons nu kwelt. In het Zomeravondgesprek van 8 augustus bleek voor psychiater Frank Koerselman het overzichtelijke leven op de savanne de basis voor de verhoudingen tussen man en vrouw. Het is de mannelijke natuur om te jagen en vrouwen te beschermen. „Ik vind de evolutionair-biologische manier van kijken naar de mens fascinerend. De basis is vrij simpel, voedsel zoeken, voortplanten.” Ook neuropsychiater Theo Compernolle zegt in NRC (18/8) dat we net schichtige gazellen zijn. „Op zich is dat heel goed. Het hielp ons in de oertijd snel te reageren op gevaren. Maar in de jungle van de 21ste eeuw is denkkracht en geheugen minstens zo belangrijk.”

Die merkwaardige neiging om de oertijd aan te roepen en onze reacties te verklaren uit de biologie gaat voorbij aan de groeiende kennis over de vroege Homo sapiens en diens voorlopers. Al is het lastig om harde feiten te vinden over geheugen, taakverdeling en machtsverhoudingen in de prehistorie, het gaat niet aan om onze huidige preoccupaties te projecteren op het verleden. Er zijn helaas weinig resten van werktuigen waarvan duidelijk is wie ze ontwierp en gebruikte, maar een combinatie van gegevens uit de evolutionaire biologie, paleontologie en etnografie (van huidige jagers en verzamelaars) toont de verrassend rijke schakeringen in rollen en creativiteit van mannen en vrouwen. Denkkracht en geheugen bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van vegetaties en routes waren zeker belangrijk.

De indeling in mobiele, jagende mannen en verzamelende, sedentaire vrouwen is achterhaald. Vrouwen deden mee aan de jacht op kleine dieren en droegen deel van de buit van de jagers. Ze legden grote afstanden af en pasten geboortebeperking (of infanticide) toe om het aantal kinderen zo te reguleren dat het hun mobiliteit niet beperkte. De Franse paleontologe Claudine Cohen schat de bijdrage van vrouwen aan de voedselvoorziening op zo’n 70 procent. We weten ook hoe belangrijk de rol was van ‘grootmoeders’, dus vrouwen voorbij de menopauze, voor familieverbanden en kinderopvang, juist omdat jonge vrouwen zo actief waren.

Er zijn dus weinig aanwijzingen voor de gedachte dat mannen als enigen de kwetsbaren beschermden. Bovendien is aangetoond door gedetailleerde analyses van hand- en vingerafdrukken dat ook vrouwen meewerkten aan de grotschilderingen. Experimenteel is vastgesteld dat het maken van vuurstenen werktuigen geen kracht maar behendigheid vereist en dus goed door vrouwen kan zijn gedaan. Het zijn vrouwen geweest die begonnen met selectie en aanplant van wilde grassen, waarmee zij de aanzet gaven tot landbouw.

Ook sociaal en linguïstisch waren en zijn zogeheten primitieve samenlevingen uiterst complex, zoals etnografen als Claude Levi-Strauss al aantoonden. Concluderen dat wij „helemaal niet gebouwd zijn voor ingewikkelde toestanden” om daaruit een biologische bepaaldheid voor rollen en karakter af te leiden is onzin.

Koerselman en Compernolle staan hierin niet alleen. In het zelfde Zomeravondgesprek worden door schrijver Buwalda tegenstellingen tussen mannen en vrouwen geschetst van een huiveringwekkende eenvoud. In zijn versie gaan mannen – machtsbelust en pervers – ten onder aan ogenschijnlijk sterke, sadomasochistische en wraakzuchtige vrouwen. Mannen en vrouwen zijn ook bij hem allereerst karikaturen, alleen liggen de machtsverhoudingen precies andersom. Biologische verschillen ten aanzien van voortplanting zijn onmiskenbaar, maar iedere samenleving construeert haar eigen rolpatronen en mythen rond persoonlijkheid, sekse en gender.

Louise O. Fresco
NRC Handelsblad, 24 augustus 2020