MENU

The boys (and girls) from Brazil

Gedurende decennia had Brazilië op zijn minst een ambivalente reputatie. Ira Levin kon er in 1976 nog de thriller The Boys from Brazil situeren, waarvan de plot gebaseerd was op Mengeles eugenetische experimenten. Vanuit Europa zag Brazilië eruit als een land van onmetelijk grootgrondbezit en in armoede vegeterende nakomelingen van slaven. Ergens in de ondoordringbare wildernis zwierven ook nog wat treurige indianenstammen, opgejaagd door houtkappers, veeboeren en hun kettingzagen. De krottenwijken van Rio vormden het decor van het opzwepende én gewelddadige carnaval, dat we leerden kennen door de film Orfeu Negro. Voor ingewijden was Brazilië natuurlijk eveneens het land van Claude Lévi-Strauss en de door Oscar Niemeyer ontworpen federale hoofdstad Brasília (door de beroemdste schrijfster van het land, Clarice Lispector, bestempeld als „een gevangenis in de open lucht”).

Maar die beelden zijn langzaam naar de achtergrond geschoven. Vandaag is Brazilië een van de vier opkomende grootmachten, samen aangeduid als de BRIC, naast China, India en Rusland.

Toch wordt, in vergelijking met China en India, aanzienlijk minder vaak de lof gezongen van Brazilië, al zijn alle drie relatief ongeschonden uit de financiële crisis gekomen. Toegegeven, met zijn bijna 200 miljoen inwoners en een jaarlijkse economische groei van 5 tot 7 procent valt Brazilië in het niet bij die twee reuzen. Maar het binnenhalen van twee prestigieuze evenementen, het WK-voetbal in 2014 en de Olympische Spelen in 2016, zijn symbool voor de omslag in de internationale opinie. Brazilië is aangekomen op het wereldtoneel, en zal daar blijven, met topdiplomaten die in mijn ervaring, bijvoorbeeld bij het verdrag over biodiversiteit of het klimaat, weergaloze onderhandelaars zijn.

Zulk zelfbewustzijn moet ons niet verbazen in een land dat keurig zijn schulden aan het IMF heeft afbetaald, de inflatie (die op een gegeven moment meer dan 1000 procent bedroeg) heeft teruggedrongen en nu een stabiel groeiende middenklasse kent (en daarmee binnenlandse markt). Brazilië is een factor van betekenis voor Afrika, door zijn investeringen in de voormalige Portugese koloniën, in Azië door zijn export van veevoer en in Zuid-Amerika door zijn grootte en stabiele politieke systeem.

In veel opzichten is Brazilië het zondagskind onder de voormalige ontwikkelingslanden, of het nu gaat om het percentage vruchtbare bodems, het gunstige klimaat en de veelheid aan grondstoffen (niet te vergeten de pas ontdekte olie voor de kust), of de steeds beter opgeleide bevolking en de innovatiedrang. Al in de jaren zeventig begon het land met biobrandstoffen uit cassave en suikerriet en heeft daarvan nu een leidende industrie gemaakt. Ook op het gebied van milieubescherming in het Amazonegebied is vooruitgang geboekt. Het beeld dat Brazilië zijn bossen eenvoudig prijsgeeft aan de meest biedende investeerder en lukraak snelwegen aanlegt, is echt achterhaald. Het beschikt over een geavanceerd satellietsysteem om in real time de ontbossing te monitoren.

Natuurlijk, het is niet allemaal koek en ei. Grote verschillen tussen arm en rijk blijven bestaan, tussen het welvarende zuiden en het verpauperde noordoosten, net als de corruptie en bureaucratie, de criminaliteit en de dubieuze ouverture die het land onlangs maakte in de richting van Iran. De uitdagingen zijn enorm, ondanks het succesverhaal.

Hoe het met Brazilië verder gaat, zal mede afhangen van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen die komende zondag wordt gehouden. Dan kiest Brazilië een opvolger voor de immens populaire Lula, voormalig vakbondsleider, veelgeprezen als de man die Brazilië vooruitgang heeft laten boeken – hoewel onder deskundigen geen twijfel bestaat over het feit dat hij vooral geprofiteerd heeft van het solide economische beleid van zijn voorganger, de econoom Cardozo. Lula’s kandidate, Dilma Rousseff, afkomstig uit de partijbureaucratie, staat tegenover de door de middenklasse en het bedrijfsleven gesteunde Serra. De kandidate van de Groenen, ook een vrouw, heeft in de eerste ronde een verrassend hoog percentage aan stemmen behaald, waarvan geenszins vaststaat dat die naar Rousseff gaan.

Het wordt dus nog spannend, al zijn er van beide kandidaten geen radicale wijzigingen te verwachten. Het land ligt op koers om een wereldmacht te worden. Maar Brazilië is meer dan dat, het biedt potentieel ook een alternatief model voor economische groei: niet het staatsgeleide marktdenken van China, noch het bureaucratische kapitalisme van India, maar een op de middenklasse gestoelde globalisering geschraagd door goed onderwijs, serieuze armoedebestrijding en een goed investeringsklimaat met werkelijke aandacht voor natuur en milieu.

Zover is het nog niet. Ironisch genoeg vormen juist de stijgende grondstoffenprijzen een risico, omdat daarmee te snel geld wordt verdiend zonder dat er een goed plan is om dit te gebruiken waar het nodig en wenselijk is. De druk om geld te steken in sociale programma’s is begrijpelijk, maar ook gevaarlijk.

Nog steeds wordt gesproken over de 21ste eeuw als de eeuw van Azië. Natuurlijk, de demografische en economische overmacht van Azië is overweldigend. Maar nu in de rijke landen de bezorgdheid over de Chinese economische expansie en de kunstmatige lage wisselkoers van de munteenheid groeit, en India toch enigszins lijkt te stagneren, zouden we ons niet blind moeten staren op het Oosten, maar eens in westelijke richting moeten kijken. Want die Braziliaanse boys and girls staan voor een volstrekt eigen beleid, nationaal en internationaal. Als ze verstandig omgaan met hun hulpbronnen, sociale spanningen en geopolitieke allianties, dan zou het Braziliaanse model wel eens het meest interessante model voor de voormalige derde wereld kunnen worden

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 26 oktober 2010