Migratie is van alle tijden, bevolkingskrimp is de échte crisis
Een van de kenmerken van onze tijd is de ongevoeligheid voor lange tijdschalen. Van politici wordt verwacht dat ze met onmiddellijke antwoorden komen. Alles moet stante pede worden opgelost. Alles is in die perceptie ook acuut. Zo ontstaat een enorme omloopsnelheid in het recyclen van meningen en kritiek. In die hijgerigheid is alles crisis, ook als het gaat om vraagstukken die een inherente traagheid kennen.
Doordat die lange termijn en ook de noodzaak van het zorgvuldig afwegen van verschillende factoren en belangen niet benoemd worden, moet de politiek zich in bochten wringen om ongelijksoortige, ogenschijnlijk separate kortetermijnkwesties op te lossen. Een fraai voorbeeld hiervan is alles wat met bevolkingsgroei te maken heeft. Regelmatig klinkt de klacht dat Nederland overbevolkt is, woningbouw permanent tekortschiet, en de ruimte voor natuur en landschap schrikbarend bedreigd wordt. Anderzijds lopen de tekorten op de arbeidsmarkt op en wordt aangedrongen op het aantrekken van talenten (op allerlei niveaus, van mbo tot gepromoveerde ingenieurs). Plaats dat naast de vaak belabberde manier waarop statushouders en vluchtelingen worden opgevangen en je ziet ineens dat verbanden moeten worden benoemd en aangepakt.
Bevolkingspolitiek is een beladen onderwerp. In alle rijke landen, van Zuid-Korea tot Frankrijk neemt de vruchtbaarheid gestaag af. Vrouwen krijgen minder kinderen dan het vervangingsniveau van 2,1 kind per gezin. Elke poging vrouwen aan te moedigen om meer kinderen te krijgen via toelages, crèches of verlof faalt. Kinderen krijgen is blijkbaar onaantrekkelijk als ze niet direct noodzakelijk zijn voor het overleven van de ouders, zoals dat het geval is in lage inkomenslanden.
Geëmancipeerde vrouwen, ook in een traditionele samenleving zoals Japan, verkiezen hun vrijheid en dus kinderloosheid of hoogstens één kind. Alleen landen waar vrouwen voldoende flexibiliteit hebben om baan en opvoeding te combineren, zoals in Scandinavië, hebben een iets hogere vruchtbaarheid. Bij die trend voegen zich de verliezen door Covid-19, die vooral het vergrijzende deel van de bevolking troffen, maar niettemin de krimp versterken. In Oekraïne, Rusland en elders komen daar nog recente verliezen van vruchtbare jonge mannen bij door oorlogen.
In het allergrootste deel van de OESO-landen wordt de vervanging van de vergrijzende beroepsbevolking nijpend. Migratie, in dit langere tijdsperspectief, is een natuurlijke oplossing voor zowel de zoektocht naar nieuw talent als de economische uitzichtloosheid van de regio’s van herkomst. Nederland blijkt niet in staat om het denken over migratie om te draaien tot een positieve kwestie. We blijven aanmodderen met tijdelijk verblijf en werk- en studieverbod.
Migratie zorgt ook voor een brain drain, dat is de andere kant van het verhaal. Migranten komen echter veelal uit landen waar burgeroorlogen, de afbraak van de samenleving en een totaal gebrek aan economische mogelijkheden de facto geen kans bieden om die brains te gebruiken. Alleen de economische bijdrage van migranten aan familie in het land van herkomst biedt nog enig soelaas.
In de ontvangende landen met hun vergrijzende bevolking overheerst de zorg voor overbevolking, zeker als het gaat om migranten die cultureel of etnisch anders zijn. Niettemin lijkt de herverdeling van mensen uit arme of onveilige gebieden naar economisch sterkere op lange termijn onontkoombaar. Dus naar gebieden met functionerende markten, grotere bevolkingsdichtheid en een beter beschermde natuur. Want alleen rijke landen kunnen investeren in natuurbescherming, in eigen land en elders.
Migratie is van alle tijden, het is de collectieve krimp van de bevolking die de echte crisis vormt. Bevolkingsgroei door migratie is nodig om uiteindelijk welvaart aan iedereen te bieden. Dat vraagt een langetermijnvisie, internationale en nationale regulering, een publiek draagvlak en vooral kalme politici.