Massa en individu
Al in 1943 publiceerde de filosoof en latere psycholoog Bruno Bettelheim een beroemd geworden artikel, Individual and Mass Behavior in Extreme Situations. Daarin beschreef hij, in de derde persoon, zijn observaties gedurende de jaren 1938-39 toen hij als joodse dwangarbeider gevangen zat in Dachau en Buchenwald. Bettelheim had het geluk dat hij werd vrij gekocht nog net voor de Tweede Wereldoorlog en naar de Verenigde Staten kon emigreren.
Het artikel is in veel opzichten indrukwekkend. Niet in de laatste plaats omdat Bettelheim uitvoerig beschrijft hoe het systematische onderzoek dat hij doet naar de geestesgesteldheid van ongeveer vijftienhonderd kampgenoten voor hem zelf een manier is om als individu te overleven en hem afleidt van de vreselijke ontberingen van honger en uitputtende lichamelijke arbeid. Overigens was het voor hem onmogelijk om iets te noteren van zijn observaties en moest hij vele uren besteden aan het zich inprenten ervan. Maar ook is het artikel zo bewonderenswaardig, omdat het haarscherp de intenties en methoden van het naziregime analyseert, de willekeur en de terreur, de martelingen, het gebrek aan hygiëne en medische verzorging en het isolement van de gevangenen. Wie deze tekst in die jaren midden in de oorlog las, hoefde geen enkele illusie te koesteren dat het meeviel met die concentratiekampen.
In het uitgebreide artikel maakt Bettelheim onder meer een onderscheid tussen persoonlijk, individueel en massaal gedrag. Persoonlijk is datgene dat direct voortvloeit uit de persoonlijkheid en achtergrond van het individu. Individueel gedrag wordt door individuen afzonderlijk ontwikkeld maar is het gevolg van gedeelde ervaringen. Massaal gedrag ontstaat als de groep als een min of meer homogene eenheid functioneert, en kan dus alleen in die groep waargenomen worden. Ook observeerde hij dat degenen die het slechtst opgewassen bleken tegen de situatie, bijna zonder uitzondering afkomstig waren uit de middenklasse. Zij vertoonden het vaakst een regressie naar infantiel en afhankelijk gedrag. Een van Bettelheims conclusies is dat de manier waarop mensen in de kampen zich aanpasten aan de extreme situatie, op een minder sterke manier ook gebeurde in het „grote concentratiekamp genaamd groot Duitsland”. Waar het massale gedrag een weerspiegeling is van de acceptatie van de normen van het nazisysteem, is het individu niet, of slechts bij grotere uitzondering, in staat om zijn eigen gedrag te handhaven.
Ik moest denken aan Bruno Bettelheim – die geen heilige was gezien de latere kritiek op zijn autoritaire methoden van psychologisch onderzoek – bij het bekijken van de grote tentoonstelling Communitas van Aernout Mik in het Stedelijk. Of de datum toevallig gekozen is, weet ik niet, maar de opening van deze tentoonstelling aan de vooravond van de herdenking van 4 mei, geeft zijn werk een extra lading – wat ook wethouder Caroline Gehrels memoreerde bij haar toespraak. Mik gebruikt (meestal) geënsceneerde videobeelden om de „psychosociale toestand van de huidige samenleving” te schetsen. Hij belicht daarmee, zo omschrijft het Stedelijk het, de economische depressie, mondiale crises, maatschappelijke revolte en de wijze waarop deze tot uiting komen in de media. Zo zien we beurshandelaren die verwezen hangen tussen hun papierhopen, politieagenten die immigranten moeten uitzetten en koloniale zwart-witbeelden uit Nederlands Indië. De titel Communitas verwijst naar de „fase binnen de gemeenschap waarin sociale ongelijkheid is opgeheven en verbroedering optreedt”, waarmee dus (tijdelijk) de sociale structuur wegvalt.
Het uitbundig geprezen werk van Mik verontrust. Expliciet vraagt hij hoe het individu zich verhoudt tot het collectief. Zijn we apathisch en machteloos geworden of kunnen wij de koers van de samenleving sturen? Kunnen we nog iets ondernemen als individu behalve meedeinen op de bewegingen van de massa? Is de rationaliteit in de massa verdwenen en rest ons slechts de verwarring en, tot slot, de magere troost van het conformisme? Daarmee is Miks vraag naar de drijfveren van het menselijke bestaan niet zo wezenlijk anders dan de vragen die Bettelheim oproept. Uiteraard gaat het niet aan Dachau en Buchenwald te vergelijken met de situaties die Mik schept. Maar extreem zijn die situaties op hun manier ook. Uiteindelijk draait het om de verantwoordelijkheid van het individu, zijn of haar mogelijkheid af te wijken. Volgens Mik kan ontwrichting uiteindelijk tot iets goeds leiden. Bettelheim betwijfelt dat, maar toch geeft hij ons uiteindelijk meer hoop en meer aangrijpingspunten. Waar bij Mik het individuele meestal snel verdwijnt, kunnen bij Bettelheim, in de meest mensonterende omstandigheden, een paar individuen wel het hoofd hoog houden. Beiden dwingen ons als het ware van buitenaf naar onszelf te kijken. Bij Mik ligt het risico van vrijblijvendheid op de loer: wij zijn het immers niet zelf. Maar wie Bettelheim leest, zal nooit meer persoonlijk, individueel en massagedrag door elkaar halen en zich altijd afvragen waar de grenzen van zijn persoonlijke verantwoordelijkheden liggen. In een tijdperk waarin de lasten en lusten opnieuw verdeeld worden tussen overheid, burger en andere groeperingen is die vraag meer dan ooit relevant.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 8 mei 2013