Maar welk onderwijs willen we?
Het is opvallend hoeveel het bij de lerarenprotesten over geld gaat, en hoe weinig over de kern van het onderwijs. De roep om meer docenten en hogere salarissen is begrijpelijk, maar suggereert dat geldtekort het grootste probleem is en meer geld en meer personeel de beste oplossing. Als je de docenten goed beluistert, staken zij echter om meer dan geld alleen. Om erkenning, van hun beroep en inzet. Het getouwtrek over vele miljoenen die altijd too little, too late zijn, verhult ook fundamentele vragen. Over wat leren is vandaag en morgen, over de rol van docenten in een wereld vol informatie, over hoe leerlingen zich moeten voorbereiden op werk en burgerschap.
Meestal volgt dan een pleidooi voor Bildung : dat fraaie concept dat Wilhelm von Humboldt aan het einde van de achttiende eeuw lanceerde. Daarbij staat niet het overdragen van kennis centraal, maar het begrijpen van de wereld en inzicht in de persoon. Dergelijk leren is uiteraard geen exclusief Europese traditie: het streven naar wijsheid komt in vele culturen voor, van Perzië tot China. Het op deze manier leren is een attitude, een levenslang verlangen naar kennis. Het zo vormen van jonge mensen is aantrekkelijk als je denkt aan het voorkomen van polisarisatie en het versterken van democratie en ethisch handelen. Wie wil dat niet?
Maar nostalgie naar Bildung helpt niet om de grote veranderingen het hoofd te bieden die de samenleving te wachten staan. Het recente rapport van de denktank Denkwerk over de arbeidsmarkt wijst op digitalisering als de radicale breuk in ons bestaan. Veranderingen als gevolg van kunstmatige intelligentie, big data, robotica en aanverwante terreinen zijn moeilijk te bevatten maar niet minder reëel. Daardoor moet een half miljoen mensen in de komende tien jaar omzien naar een nieuwe baan, en vier miljoen mensen moeten bijgeschoold worden. Wie tegenwerpt dat het niet zo’n vaart zal lopen, moet bedenken dat twintig jaar geleden ongeveer niemand een smartphone gebruikte en dertig jaar geleden bijna niemand toegang had tot het internet. Kunstmatige intelligentie en dataplatforms zullen sneller dan u denkt de samenleving beheersen.
De consequenties van deze digitalisering treffen niet alleen de inhoud maar ook de vorm van het onderwijs. Vermoedelijk zal het onderwijs dichter tegen de arbeidsmarkt aan komen te liggen, via korte cursussen voor werkenden, stages voor studenten, bijscholing voor docenten, werkenden als tijdelijke docenten. Leren zal vermoedelijk steeds meer lijken op levenslang omgaan met nieuwe kennis en technologie.
In het spanningsveld tussen Bildung en de noodzaak deze vorm te geven met de modernste technologieën ligt het onderwijs geklemd. Never waste a good crisis geldt ook hier. Meer van hetzelfde dankzij meer geld en meer leerkrachten is slechts een zoethoudertje voor de korte termijn.
Veel vragen blijven over. Hoe maken we iedereen weerbaar en flexibel als de helft van de banen verdwijnt? Moeten leerlingen en studenten niet gestuurd worden in hun keuzes, zodat er straks voldoende technici zijn? Of is vrijheid belangrijker voor de vorming van burgers?
Tijd dus voor ‘onderwijsheid’, zoals Kees Boele het zegt in zijn gelijknamige boek. Maar hoe je het ook noemt, we moeten kiezen voor onderwijs gericht op wijsheid in een informatiemaatschappij, zonder bureaucratische en formele belemmeringen voor leerlingen, studenten en staf. Onderwijsheid die voorbereidt op de enorme technische veranderingen die op ons afkomen. Op al die punten kunnen we straks de verkiezingsprogramma’s toetsen van de partijen die onderwijs prioriteit zeggen te geven.
Louise O. Fresco
Column NRC Handelsblad, 18 november 2019