MENU

Het Westen kan nu niet zijn handen wassen in onschuld en Afghanistan laten voor wat het is

In 1857 schreef de Franse ontdekkingsreiziger Ferrier dat een buitenlander die toevallig in Afghanistan belandt, wel een beschermengel moet bezitten om te ontsnappen in goede gezondheid en met zijn hoofd nog op zijn schouders. Hij kon het weten. Vloeiend in verschillende talen reisde hij vermomd als Griekse handelaar door Centraal-Azië. Afgezien van een poging om hem te vergiftigen en een cholera-epidemie, die hij beide ternauwernood overleefde, kwam hij in Afghanistan in de vuurlinie tussen rivaliserende stammen terecht. Verdacht van spionage bracht hij enige tijd door in gevangenissen.

Je zou daaruit kunnen concluderen dat in ‘Afghanistan’, die verzameling van valleien en ontoegankelijke hooggebergtes, buitenstaanders niet zonder meer welkom zijn. Dat is deels schijn. Sinds 2.500 jaar zijn de grote karavanen van China en India naar Klein-Azië via de vertakkingen van de zijderoutes erdoorheen getrokken. En terug: Alexander de Grote doorkruiste het gebied op weg naar de Hindoekoesj.

In de loop van de geschiedenis hebben buurrijken zoals van de Assyriërs, Grieken, Scythen, Perzen en Mongolen delen van Afghanistan ingelijfd. Het resultaat is een mozaïek van culturen. Het is een natie waar etnische en regionale loyaliteit meestal groter is dan nationale. Het imago in de westerse media van een primitief land doet geen recht aan deze culturele rijkdom. Om maar een ding te noemen: ook daar bestaat, net als in de brede strook van het Arabisch schiereiland naar Oezbekistan een traditie van dichter-krijgers wier werk nog steeds wordt voorgedragen.

Met een inkomen per hoofd van 500 dollar behoort Afghanistan tot de armste landen ter wereld. Er kan lang gepiekerd worden over wat de volgende stap voor het Westen moet zijn. Maar wat er ook aan de onderhandelingstafel gebeurt, wat de samenstelling van de regering ook wordt, laat één ding duidelijk zijn. Het Westen kan nu niet zijn handen wassen in onschuld en het land laten voor wat het is. Afghanistan heeft dringend praktische hulp nodig.

Laat grote woorden als democratie en nation building maar even weg. Begin eenvoudig en concreet. Afghanistan is nog steeds een fundamenteel ruraal land. Het platteland en de modernisering van de voedselvoorziening moeten voorrang krijgen, ook voor de Taliban. Dat kan alleen als grote mogendheden gezamenlijk afspreken geen wapens of geld aan milities ter beschikking te stellen en een einde te maken aan de opiumhandel. Het in stand houden van bewapende facties leidt direct tot terreur en instabiliteit in de dorpen. Op termijn is dat in niemands belang.

Het aanbieden van een bijdrage van het Westen heeft alleen een kans met veel wijsheid en nog meer bescheidenheid. Slechts een expliciet engagement op de lange termijn kan overtuigen dat het niet gaat om onze eigen agenda. Of dit enige kans heeft is onzeker. Maar niets doen is het bezegelen van ons moreel failliet. Wat we te bieden hebben: technische samenwerking op het gebied van medische zorg, landbouw en voedsel, en mogelijk onderwijs.

Afghanistan bezit bijvoorbeeld een enorme inheemse rijkdom aan boomgewassen die al eeuwen door dichters wordt geprezen. Met verstandige irrigatie kunnen granaatappels, amandelen, walnoten en hazelnoten, zo geliefd in het Westen vanwege hun gezonde imago, een exportproduct worden. Net als de zijdeteelt in de moerbeibomen. Zo zou misschien het trotse verleden ooit toekomstdroom kunnen worden: Made in Afghanistan 

Laten we het proberen. Niet met wantrouwen zoals Ferrier, maar zoals de beroemde in Afghanistan geboren Pers Jalal ad-Din Rumi in de 13de eeuw dichtte: „Er is een andere manier van kijken, van tegelijk terug en naar voren kijken…”

Louise O. Fresco
NRC Handelsblad, 23 augustus 2021