MENU

Kopenhagen: een Topje in een evolutionair proces

Soms, als ik tijdens een nachtelijke vlucht vanuit een vliegtuig naar beneden kijk, overvalt me een gevoel van verbijstering bij de aanblik van de menselijke aanwezigheid op deze aarde. Zelfs in de meest afgelegen streken, zoals de Amazone en Siberië, zijn lichten te zien. Elders verdikken wegen zich als snoeren van kerstlampjes tot lichtexplosies bij de grote steden. Ook overdag ontrolt zich het landschap als een onafgebroken lappendeken van gekleurde velden en grijze bebouwing. Boven sommige steden hangt een permanente geelbruine wolk, en in het luchtruim kruisen de condenssporen van vliegtuigen elkaar.

De invloed van de mensheid op het aardoppervlak is onvoorstelbaar gezien de ongelooflijk korte tijd dat we ons massaal manifesteren (0,000005 procent van het bestaan van de aarde als ik simpel reken vanaf de verspreiding van de industriële revolutie, een verwaarloosbare fractie meer vanaf het begin van de landbouw).

Maar even onvoorstelbaar is de vooruitgang die we collectief hebben gemaakt. De twintigste eeuw heeft, ondanks twee vreselijke wereldoorlogen en vele conflicten, ervoor gezorgd dat verreweg het grootste deel van de wereldbevolking beschikt over voedsel, medicijnen, redelijke werkomstandigheden. Velen leven nu in een ongekende luxe van vrije tijd en consumptiegroei. De kern van de huidige situatie is echter dat onze invloed op de planeet duizelingwekkend versnelt en niet zo door kan gaan.

Bij het zien van de in Leiden tentoongestelde schedel uit Georgië die op 1,8 miljoen jaar gedateerd is, besef je weer hoe onwaarschijnlijk en toevallig het is dat uit een kwetsbare voorloper met een klein brein ooit een zo dominante soort zou groeien. Het feit dat wij niet meer uitsluitend bezig zijn met overleving en voortplanting heeft ons de ruimte gegeven tot reflectie, tot wetenschap en kunst. Wij zijn nu in de evolutionair unieke situatie dat we ons collectief een spiegel kunnen voorhouden en kritiek kunnen leveren op onszelf.

Helaas leidt dat soms tot zelfhaat jegens de menselijke soort. Dan is alle ellende op aarde de schuld van de gulzige, vervuilende mens, van het verdwijnen van vlinders tot het verdrogen van rivieren en de armoede in Afrika. Dan wordt het aardoppervlak vergeleken met een door brandwonden geteisterde huid, veroorzaakt door een destructieve soort die drastisch ingeperkt moet worden. Achter deze zelfhaat schuilt vaak een rechtlijnige visie op een nietsontziend kapitalisme dat lucht, water en mens vergiftigt. In milde vorm uit zich deze houding in moralistisch zwart-witdenken. Zoals de simpele dichotomie die de VARA ons dezer dagen voorlegt: ‘Wat laat u liever achter: een uitgeputte aarde of een aarde met toekomst?’

Toch maken die unieke capaciteit tot zelfreflectie van de menselijke soort en de recente internationale samenwerking (ondenkbaar tijdens de Koude Oorlog) het ons mogelijk om collectief te kiezen voor de toekomst. Het is ook in dit licht dat we de klimaattop in Kopenhagen moeten zien. De sentimenten in Kopenhagen zullen heen en weer slingeren tussen doemscenario’s (‘de ultieme test voor de mensheid’) en technologische euforie, tussen praktische tips voor het huishouden (minder douchen, thermostaat omlaag) en plechtige verklaringen.

Deze top, een massale volksoploop van 70.000 mensen, is typisch een geval van het halfvolle of halflege glas: het is maar hoe je er naar kijkt. Voor de pessimist is er veel slecht nieuws: vooruitstrevende landen als Nederland en Denemarken hebben geen significante afname in CO2-uitstoot bereikt, de VS en China mikken op een politieke verklaring en nog niet op een bindend verdrag, het zogenaamde clean development mechanism waarmee de industrie in ontwikkelingslanden schoner moet worden, is grotendeels een mislukking. Onduidelijk is ook hoeveel geld er beschikbaar komt. Daartegenover staan de optimisten, die wijzen op de grote vooruitgang in het bedrijfsleven waar klimaatverandering, naast andere milieueffecten, nu steeds meer geïntegreerd raakt in de bedrijfsvoering. Om te zwijgen over de sceptici die het streven naar een maximum van 2 graden opwarming onzin vinden.

Kopenhagen moet niet overschat noch onderschat worden. Het is niet meer dan een topje in een langdurig menselijk leerproces dat doorgaat in zijn eigen trage ritme. Anderzijds heeft een topontmoeting waar zo lang naar toe is geleefd een katalyserende werking. Alle partijen – overheid, bedrijfsleven, milieuorganisaties, burgers – in alle 192 landen, hanteren december 2009 als een kritische datum voor concrete plannen. Ook de media werken al maanden naar deze datum toe, en niet eerder is de bekendheid met een politieke top bij het publiek zo hoog geweest.

Ik ben noch pessimistisch noch optimistisch. Een zwakke slotverklaring is geen catastrofe: internationale verdragen over zulke complexe onderwerpen zijn altijd vatbaar voor geruzie over de uitvoering. Bovendien ontwikkelen wetenschap en technologie zich voortdurend. Wat nu nog technisch riskant lijkt, zoals grootschalige ingrepen tegen het broeikaseffect, ziet er straks misschien heel anders uit. Het belangrijkste is dus een verdrag dat zich kan aanpassen aan voortschrijdend inzicht en onze gedragsverandering. Dat er geld moet komen voor de armste landen is boven elke twijfel verheven, zolang we maar beseffen dat een groot aantal van de ontwikkelingsproblemen weinig of niets met klimaatverandering te maken hebben. Waarschijnlijk leren wij binnen enkele decennia de milieudruk per hoofd verder te beperken en binnen enkele generaties om ons inwonertal te laten dalen. Wij zijn de enige soort die systematisch bij toenemend voedselaanbod het aantal nakomelingen niet laat toenemen: bijna overal is het kindertal omgekeerd evenredig met het inkomensniveau.

Klimaat is uitgegroeid tot de toetssteen van alles wat moreel correct is, een pars pro toto voor veel ongenoegen. Maar Kopenhagen gaat over veel meer dan klimaatverandering, het gaat over onze betekenis als menselijke soort.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 8 december 2009