Knuffelhormoon op Keuls stationsplein?
Hoe maakbaar is de samenleving? Het antwoord bepaalt wie u bent – en waar u woont. In de Nederlandse of Scandinavische welvaartsstaat denken de meeste mensen dat de samenleving redelijk strak geordend kan en moet worden om individuele en collectieve welvaart te verhogen. In China richt de overheid zich op collectieve maakbaarheid, al verschillen de methoden om dat te bereiken aanzienlijk van de Europese. In de VS is maakbaarheid eerst een individuele kwestie. Overal, vanaf het moment dat groepen Hominiden samen voor voedsel gingen zorgen, hebben normen en later wetten gedrag gestuurd, zelfs in culturen waar het lot, of je karma, bepalend wordt geacht. De gereedschapskist om de samenleving maakbaar te maken breidde zich uit van geweld, wetten, opvoeding, straffen, voorlichting, gedragstherapie tot nudging, zachte overreding. Zelfs etiquette is een vorm van maakbaarheid. De ultieme consequentie van een maakbare samenleving is een maakbare mens die zich naadloos voegt om een constructieve bijdrage te leveren. Helaas is de mens hardleers. Pogingen tot gedragsverandering, zeker na de vroege puberteit, zijn vaak tot mislukken gedoemd. Regels zullen ontdoken worden, voorlichting genegeerd.
Maar niet getreurd, dankzij de wetenschap beschikt de overheid nu over een verfijnder instrumentarium. De volgende ontwikkeling in de maakbaarheid is de chemische. Wat is logischer dan gedrag onbewust te beïnvloeden door stofjes die een goede uitwerking op het gedrag hebben? Dan heb ik het niet over medicijnen zoals Ritalin. Ik denk aan stoffen waar de individuele burger zich niet aan kan onttrekken. We kennen al aankoopbevorderende geurstoffen in winkels, kalmerende geuren in wachtkamers. Hier opent zich een verregaand perspectief, dat het mogelijk zou maken maatschappelijk geaccepteerde doelen te bereiken. Hoe staan we tegenover probiotica in het drinkwater die de darmflora beïnvloeden en daarmee de recycling van nuttige elementen uit het riool bevorderen ter wille van duurzaamheid? Theoretische optie voorlopig, maar toch. In dezelfde lijn vraag ik me af wat er in Keulen zou zijn gebeurd als de politie met oxytocine had gespoten, of als vrouwen in plaats van pepperspray oxytocine in hun tasjes hadden gehad. De preventieve toepassing van oxytocine bij zogenaamde risicogroepen is dan niet ondenkbaar (al is de praktische uitwerking nog niet binnen handbereik).
Oxytocine, het ‘knuffelhormoon’, maakt mensen aardiger, in ieder geval tegenover soortgenoten. Het is denkbaar dat bepaalde regimes er niet voor terugdeinzen dergelijke stoffen, of bijvoorbeeld serotonine en dopamine, te gebruiken. Systematisch onderzoek naar genetische, neurologische en chemische wortels van agressie gebeurt in veel landen. Het enzym dat het molecuul NO vrijmaakt, dat een rol speelt bij agressie, kan genetisch of farmacologisch onderdrukt worden. Steeds meer blijkt dat het aan- en uitschakelen van genen complex gedrag kan beïnvloeden. Hoe goed het betreffende gen functioneert bepaalt de helft van individuele verschillen in agressie. De meeste mensen zullen hiervan gruwen. Ingrijpen in de hormoonhuishouding, laat staan in de genetica omwille van de sociale maakbaarheid overschrijdt vele ethische grenzen. Zelfbeheersing lijkt altijd moreel hoogstaander. Toch kunnen we onze ogen niet sluiten. De wetenschap ontwikkelt zich razendsnel, de wens om daar iets mee te doen zal toenemen in een dichtbevolkte wereld waar spanningen zich opbouwen en conflicten onderdrukt moeten worden. De evolutie en de menselijke geschiedenis suggereren dat we, met vallen en opstaan, uiteindelijk zullen leren ook met deze kennis om te gaan.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad, 27 januari 2016