Klimaatprobleem wordt niet opgelost door overdrijving
Ik moet bekennen dat ik mij steeds ongemakkelijker voel over wat wel het reizende klimaatcircus wordt genoemd: die onophoudelijke en kostbare serie vergaderingen over het klimaat. Vorig jaar in Bali, volgend jaar in Kopenhagen. Nu in het Poolse Poznan, waar meer dan 11.000 mensen uit 190 landen bij elkaar zitten om afspraken te maken over het vervolg op het Kyoto-protocol. Er zijn maar liefst zevenhonderd pagina’s met voorstellen, die eind 2009 zouden moeten leiden tot een nieuw verdrag om de broeikasuitstoot terug te brengen. Omdat dat vergaderen alweer op een fiasco dreigt uit te lopen, houdt de organisatie een slag om de arm (het betreft nu slechts ‘politiek begrip van de belangrijkste elementen’, niet meer een ratificeerbare verdragstekst zoals afgesproken).
Bijna zonder uitzondering eindigen dergelijke bijeenkomsten in een teleurstelling. Weinig mensen vragen zich af waarom de klimaatonderhandelingen zo uiterst moeizaam verlopen vergeleken bij andere afspraken tussen landen. Aan de aanzienlijke belangentegenstellingen tussen landen kan het niet alleen liggen – die bestaan immers ook bij de onderhandelingen over de wereldhandel, waar nu wel uitzicht op een akkoord bestaat.
Er zijn, denk ik, twee redenen voor het zware weer rondom al die klimaattoppen: er bestaat nog steeds geen onomstreden pakket aan maatregelen (zevenhonderd voorstellen!) en het probleem wordt, ondanks alle verklaringen, blijkbaar niet als urgent genoeg gezien om tegenstellingen te overbruggen en fondsen te mobiliseren. Wat dat betreft is het contrast met de daadkracht en eendracht tijdens de kredietcrisis onthullend. Dat is een probleem waar de urgentie vanaf straalt, dat iedere burger direct raakt en waar regeringen dus graag onmiddellijk iets aan doen, ook al is het zeer kostbaar.
De effecten van klimaatverandering zijn immers diffuser en liggen voor het overgrote deel in een toekomst die weinigen van ons mee zullen maken. Daardoor en door het daaraan gekoppelde gebrek aan succes in de onderhandelingen, krijgt het debat een steeds wanhopiger toon.
Voor alle duidelijkheid: ik ben bepaald geen klimaatscepticus. De beschikbare wetenschappelijke data geven consistent aan dat de invloed van de mens op het ecosysteem op aarde van dezelfde orde van grootte is als allerlei natuurlijke processen, zoals platentektoniek, vulkanisme, of biologische soortvorming en dus planetaire effecten kan hebben. Ik zie de kwestie van klimaatverandering als een onderdeel van het grotere vraagstuk dat in het Engels Global Environmental Change wordt genoemd, dat ook veranderingen in vegetatie, of stikstof- en waterkringlopen omvat. Daarom vind ik dat het klimaatvraagstuk een ruimere aanpak verdient dan de fixatie op CO2 of broeikasgassen. Maar dat zijn slechts kanttekeningen. Mijn gevoel van malaise ligt veeleer in de toon van het debat zelf.
Ik heb net weer een flink aantal stukken over het onderwerp gelezen en allerlei toespraken aangehoord. Steeds vaker kom ik daarin elementen van overdrijving en onzorgvuldigheid tegen. Onder de noemer van klimaatveranderingen worden allerlei zaken op een hoop gegooid alsof alle ellende in de wereld aan het klimaat toe te schrijven is. Dat is onzin. Meestal is het bijna ondoenlijk om te ontwarren wat weersfluctuaties zijn, gebrek aan economische groei en falend overheidsbeleid, laat staan dat de huidige invloed van structurele veranderingen van het klimaat makkelijk aantoonbaar zijn. Zo citeert men overal het cijfer van tweehonderd miljoen klimaatvluchtelingen. Maar bij nadere bestudering blijkt dat migranten het minst vaak de droogte als reden voor vertrek noemen. Zelfs als droogte een rol speelt, dan is niet vast te stellen of die een gevolg is van klimaatverandering en niet van uitblijvende regens en misoogsten, dus weersfluctuaties die worden verergerd door inadequate hulpverlening, zoals in de Sahel in de jaren tachtig (dus voor er sprake was van klimaatverandering). Er zijn ook auteurs die beweren dat er al vruchtbaar land aan de zeespiegelstijging is prijsgegeven. Ook kom ik regelmatig stukken tegen waarin wordt beweerd dat klimaatverandering leidt tot afnemende voedselproductie en de recente explosie van de voedselprijzen. Dat de voedselproductie op lange termijn afneemt is nog helemaal de vraag, in sommige gebieden zal de productie mogelijk toenemen, en de recente prijsstijgingen hebben daar niets mee te maken. Een dergelijke voorstelling van zaken is op zijn best onzuiver te noemen, zo niet gesjoemel. En dan zijn er nog de politici die iedere keer weer roepen dat we onmogelijk kunnen doorgaan met business as usual, zoals de Poolse premier vorige week nog zei. Maar wie even nadenkt, weet dat er al minstens een decennium geen sprake meer is van business as usual. Duurzamer produceren is wel degelijk doorgedrongen in onze manier van leven en werken – zie de talloze initiatieven om te bezuinigen op energie en materialen. Zeker, het is allemaal lang niet genoeg, maar je kunt niet volhouden dat we niets geleerd hebben.
Pogingen om de zaken zo dramatisch mogelijk voor te stellen, komen voort uit begrijpelijke frustratie over het gebrek aan succes van de klimaatonderhandelingen. Maar ze werken averechts. Door die apocalyptische formuleringen lijken de onderhandelingen nog meer in een patstelling te belanden. Hoe harder er geroepen wordt, hoe ongeloofwaardiger het wordt, en hoe minder de onderhandelingen opschieten, hoe harder men roept.
Het zou verstandig zijn niet tegen elkaar op te bieden in ellende. Het klimaatprobleem is complex en hardnekkig en verbetert niet door het onjuist voorstellen van de feiten. Er zijn genoeg redenen voor actie, waarbij duurzame economische groei voorop moet staan. Want als ik moet kiezen tussen het bestrijden van honger en armoede vandaag en het vermijden van CO2-uitstoot morgen, dan kies ik toch voor het eerste, in de stellige verwachting dat alleen welvaart leidt tot een mentaliteitsverandering en de financiering van energiezuinige maatregelen.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad op 9 december 2008