Italiaanse toestanden
In het smalle Middeleeuwse straatje in Rome waar ik enige jaren woonde, vormden vier negentiende-eeuwse lantarens de enige bron van verlichting. Er bevonden zich geen winkels met lichtbakken aan de gevel, en door de halfgesloten luiken drong nauwelijks licht naar buiten. Als de lantarens uitvielen, wat regelmatig gebeurde, kon je ’s nachts letterlijk geen hand voor ogen zien.
Af en toe kwam er een man met een ladder de gebrekkige bovengrondse bekabeling inspecteren. Op een gegeven moment bleef het nachtenlang donker. ’s Avonds liepen we op de tast met een zaklantaren naar onze voordeuren. In de loop van de dagen groeide de solidariteit tussen de buren. We deelden kaarsen en batterijen en besloten tot een collectieve telefonische klaagactie. Na vele pogingen kreeg ik eindelijk een aardige, zij het vage, meneer aan de lijn. Na mijn uitleg over de onacceptabele situatie sprak hij de onvergetelijke woorden: ‘Maar, signora, in uw straat wonen toch geen belangrijke mensen!’
Het was een moment waarin veel van Italië samen kwam: de sociale hiërarchie, de zwakte van de gewone burger maar ook de solidariteit en improvisatie, het gebrek aan publieke voorzieningen, de omfloerste suggestie van smeergeld en de vanzelfsprekendheid waarmee je geacht werd je hierbij neer te leggen. Ik zou bijna zeggen dat dit een Berlusconiaans moment was.
Er zijn de afgelopen weken talloze verklaringen gegeven voor de derde verkiezingszege van de leider van de rechtse coalitie. Commentatoren hebben gewezen op het kiesstelsel dat tot fragmentatie leidt, de hopeloze verdeeldheid op links, de vaagheid van de plannen van de oppositie.
Ze spelen allemaal een rol, maar bevredigen niet helemaal als verklaring. Voor Nederlanders is het onbegrijpelijk dat iemand die het bespotten van het politieke proces tot hoogste doel heeft verheven, zo overtuigend herkozen kan worden.
Maar wie dat denkt, ziet niet dat Berlusconi’s aantrekkingskracht ligt in zijn personalistische, anti-democratische en apolitieke tendensen. Met zijn flamboyante optreden appelleert hij aan de afkeer van de kiezer van pompeuze politici en de ondoorzichtige, bureaucratische besluitvorming. Als rijkste man van het land, iemand die wetten en regels óf aan zijn laars lapt óf naar zijn behoeften hervormt, belichaamt hij een levenskunst en durf die velen bewonderen. Omringd door mooie vrouwen die hij regelmatig kleineert maar ook de hemel in prijst, speelt hij slim in op de onzekerheid van mannen tegenover de assertiviteit van vrouwen, en de behoefte van vrouwen aan een grenzeloos sterke man. Berlusconi is de spiegel waarin kiezers zich willen zien.
Hoewel we de term falende staat gewoonlijk voor ontwikkelingslanden reserveren (zoals Zimbabwe of Soedan), zou je in Italië ook kunnen spreken van een falende staat. De Italiaanse staat heeft geen middelen om naar behoren te functioneren omdat er te weinig belasting wordt betaald. En tegelijkertijd heeft de staat niet de legitimiteit om die belastingen te innen. Dat er niet meer chaos ontstaat, komt door een bedrijfsleven dat in sommige sectoren redelijk functioneert (maar soms ook faalt – zie Parmalat en Alitalia), en door de vindingrijkheid van de Italiaanse burgers. In onze straat werd het licht uiteindelijk gerepareerd via de relaties van een van de buren (het Romeinse gemeentebestuur dat mede verantwoordelijk was voor de straatverlichting was overigens in handen van de huidige oppositieleider Veltroni).
Het gebrek aan vertrouwen in de staat verklaart ook waarom de oppositie iedere keer zo weinig overtuigt. De burger kan zich niet voorstellen dat het voor hem persoonlijk iets uitmaakt wie er aan de macht is. De saaie, mompelende Prodi en zelfs de meer energieke Veltroni steken krachteloos af tegenover Berlusconi, die de staat en het parlement zelf overbodig lijkt te verklaren.
Het is nog onduidelijk wat Berlusconi concreet zal doen (behalve het opnemen van vier „mooie én intelligente” vrouwen in het kabinet). Het valt zelfs niet uit te sluiten dat Berlusconi onder druk van het bedrijfsleven enkele hervormingen zal doorvoeren, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt (links is daar door zijn nauwe banden met de vakbeweging niet toe in staat). Maar het is de vraag of het de kiezer veel kan schelen. Die gaat over tot de orde van de dag: overleven, en op zijn eigen kleine schaal profiteren van het systeem.
Italiaanse toestanden! denkt de Nederlander. En toch, met respect voor alle historische en sociale verschillen… ergens heel in verte klinkt de echo van het Berlusconiaanse model. Ook in Nederland lijken burgers zich steeds minder vertegenwoordigd te voelen en groeit de voedingsbodem voor populisme. Vicepresident Tjeenk Willink van de Raad van State waarschuwde al voor de uitholling van de democratische rechtsstaat. Ook hier drijft het merendeel van het parlement langzamerhand weg van zijn democratische taken. Ook in Nederland worden burgers steeds gevoeliger voor politici die de nuance minachten en een show presenteren met simpele oplossingen voor eendimensionale problemen, zoals de files. Het respect daalt voor publieke goederen, of het nu de omroep of de openbare ruimte betreft. En ook hier heeft de burger de neiging de kop in het zand te steken en te klagen over de belastingen en hoge kosten, zonder te zien dat solidariteit en gezamenlijke verantwoordelijkheid de basis van onze samenleving zijn. Als we dat kwijtraken, gaat er veel verloren, en komen we inderdaad bij Italiaanse toestanden uit. En dan krijgen de cynici gelijk die beweren dat een volk altijd de leiders krijgt die het verdient.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 29 april 2008