Investeer in de grijze cellen van kinderen
Twee eeuwen geleden was het ondenkbaar dat machines menselijke en dierlijke arbeid zouden vervangen: geen paard en wagen meer maar vrachtvervoer, geen schoffelen en aardappels rooien maar tractoren, geen spintol maar spin- en weefmachines. Hoewel naast machines handarbeid in de bouw, kleding- en voedingsindustrie in arme landen nog steeds bestaat, moeten we een veel verdergaande revolutie onder ogen zien. Robotisering, digitalisering en kunstmatige intelligentie zullen naar verwachting tot een dramatisch verlies aan banen leiden. Dat geldt voor de maakindustrie maar zeker ook voor de dienstensector. Die zal steeds internationaler worden, omdat de robot die toezicht kan houden op patiënten of vragen over hypotheken kan beantwoorden, niet per se ter plekke gemaakt of geprogrammeerd wordt.
Deze ontwikkelingen zijn direct verbonden met mondialisering en vooral met de verliezers daarvan. Als ongeschoolde banen overbodig worden, is dat ernstig voor de lage sociaal economische klassen in rijke landen, maar nog veel ernstiger voor arme landen. Naar verwachting zal zelfs de landbouw- en voedselsector die in in Zuidoost- en Zuid-Azië en Afrika bijvoorbeeld nog de helft van de mensen werk verschaft snel terrein verliezen aan deze nieuwe revolutie. Dergelijke landen zouden wel eens in een keer de sprong moeten maken naar een geheel nieuwe economie gebaseerd op informatietechnologie.
Sommige economen denken dat die werkloosheid tijdelijk is, net zoals de industriële revolutie uiteindelijke leidde tot meer welvaart voor iedereen. Maar deze hoogtechnologische economie stelt nieuwe eisen: niet fysieke kracht maar abstract denken en programmeren worden doorslaggevend. De nieuwe werkgelegenheid zal degenen bevoordelen die slim, snel en creatief zijn. Daarop zijn jonge generaties in arme landen veel slechter voorbereid dan die in rijke landen. Bepaald niet omdat ze daar dommer zijn, maar omdat armoede en ondervoeding van kinderen enorme effecten hebben op de ontwikkeling van intellectuele capaciteiten. Wie als kind ondervoed is, loopt een fysiologische achterstand op die niet meer in te halen valt. Een kwart van de kinderen op aarde, 160 miljoen, is te klein voor hun leeftijd, in Afrika en Azië is dit een derde. Achterblijvende lengtegroei is de indicator voor fysieke onderontwikkeling. Armoede betekent ook te weinig neurale stimulansen, geen afleiding, geen mogelijkheid om te spelen en meestal slecht of geen onderwijs. Opgroeien onder de rook van chemische fabrieken en in vervuilde steden heeft ook gevolgen voor de ontwikkeling van het brein. Bijna de helft van de kinderen bereikt door dit soort factoren niet hun volledige intellectuele potentieel en kan straks niet voldoende meedoen in de digitale werkplaats. De eerste duizend dagen van een kinderleven geven de doorslag.
Investeren in kinderen in arme landen is geen liefdadigheid maar van absoluut belang voor de economische stabiliteit van de wereld. Investeren is een term die beleidsmakers en filantropen makkelijk in de mond nemen. Maar investeren in de grijze cellen van kinderen vraagt heel veel, van het stimuleren van borstvoeding, voedingssupplementen voor zwangere vrouwen, schoon drinkwater en riolering, beschikbaarheid van gezonde en veilige voeding tegen bereikbare prijzen, en uiteraard het opzetten van moderne scholen. Bovendien, cognitieve ontwikkeling veronderstelt consumptie van voldoende eiwitten en mineralen. Dat betekent investeren in productie en bewaarbaarheid van melk, eieren, groente en fruit. Goede voeding voor iedereen veronderstelt ook een evenwichtige internationale handel zodat tekorten in een gegeven land en een gegeven jaar gedekt kunnen worden door overschotten in het andere.
Kinderen zijn kwetsbaar en vormen tegelijk de toekomst. Kinderen in minderheden, lage inkomensgroepen, achterstandswijken, op het platteland en vluchtelingen zijn het kwetsbaarst. Investeren in hun voeding is investeren in de grijze cellen van de digitale economie.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad, 19 oktober 2016