Innovatie: mentaliteit, geen programma
Zelfs wie niet elke dag de economiepagina’s leest, kan de woorden ‘innovatie’ en ‘start-up’ niet hebben gemist. Als Siamese tweelingen zijn ze verbonden in de gedachte dat kleine bedrijfjes automatisch leiden tot snelle technische doorbraken. Innovatie is hip, dynamisch en kosteneffectief. Weg met de logge oude orde, hoera voor de start-ups en de handige nerds met een neus voor de markt. Jong, slim, charismatisch talent (m/v, maar overwegend man), net voldoende onaangepast om creativiteit niet te laten smoren.
Start-ups zijn de voedingsbodem van innovatie. En van het grote geld. Want wat de gevestigde bedrijven niet zelf kunnen – intern innoveren – kopen ze in, vaak tegen enorme bedragen. In deze wereld gaat alles snel: de groei en het aantrekken van geld. Investeerders buitelen over elkaar heen op zoek naar de fameuze unicorns (eenhoorns), de bedrijfjes waarvan de marktwaarde op ten minste 1 miljard dollar wordt geschat.
In de hype over succesvolle innovaties valt iets op. In de propaganda gaat het vaak om een betere wereld, maar de oogst aan innovaties die duurzaamheid dichterbij brengen, is mager. De echt commercieel succesvolle innovaties leiden zelden tot minder of minder vervuilende of schaarse grondstoffen, of het radicaal transformeren van productieprocessen.
In de voedselbranche richten succesvolle start-ups zich op verbetering in de persoonlijke dienstverlening (Deliveroo, HelloFresh). Het is het model van Uber, een platform, commercieel spectaculair, niet meer weg te denken voor de stedelijke middenklasse maar met twijfelachtige kantjes. Geen bijdrage aan duurzaamheid, aan werkelijke vermeerdering van waarde. Van groenteafval plastic, of van koeienpoep textiel maken – het zijn fantastische ideeën en het kan, maar het is nog geen lang geen unicorn. De filosofie van veel start-ups is gewoon ‘meer’, niet ‘meer met minder’, precies zoals die eerdere generatie van geëxplodeerde successen zoals Facebook of EasyJet. Het zijn de grondleggers van meer individuele behoeftebevrediging. Het kan haast niet anders dan dat de hedonistische cultuur van Californië, of preciezer het gebied rond San Francisco, waar de technologische bedrijven en bedrijfjes hun oorsprong vinden, hieraan debet is.
Er is nog een succesvolle start-upnatie, met één start-up voor iedere 1.500 inwoners. Israël deelt met de VS een cultuur van ondernemerschap, creatief ongeduld, de drang om succesvol te zijn waarbij risico en mislukking worden geaccepteerd. Een netwerk van uitstekende universiteiten helpt mee. In Israël is bovendien de hightech veiligheidsindustrie een vruchtbare bodem voor toepassingen op andere gebieden. En beide landen hebben iets wat in Nederland nog schaars is: een cultuur van mentorschap, van veilige experimenteerplekken waar tegelijk competitie wordt gestimuleerd.
Nederland doet zijn best een start-upland te worden. Daar is veel voor te zeggen. De technologie – big data, sensoren, robotica – met zijn ongekende mogelijkheden drijft ons voort. Maar innovatie is een mentaliteit, niet slechts een programma, laat staan een ideologie. Een start-up is geen doel op zichzelf maar een van de manieren om creativiteit te stimuleren en fondsen te vergaren. De omstandigheden die de successen elders bepalen, passen niet allemaal in de Nederlandse cultuur. Nu het geld tegen de plinten op klotst, is het verstandig niet slaafs te kopiëren wat elders gebeurt. We zouden juist die innovaties moeten stimuleren die meer doen dan het gemak van de bevoorrechte mens als uitgangspunt nemen. Start-ups hebben pas echt betekenis als ze door innovaties bijdragen aan duurzaamheid, aan eerlijke kansen – in het besef dat ‘minder’ de echte luxe is.
Louise O. Fresco
Column NRC handelsblad, 4 juni 2018