Hoe huisvrouwen honger voorkwamen
We herdenken vanavond de doden die vielen tijdens de oorlog. Zelden staan we stil bij degenen die na de wapenstilstand stierven aan de gevolgen van de oorlog. Door ziekte en verwondingen, maar ook door voedselgebrek. Het is nauwelijks bekend hoezeer de naoorlogse jaren werden getekend door acute voedseltekorten als gevolg van de massale ontwrichting van het Europese platteland. Door oorlogshandelingen was vruchtbare grond onbruikbaar geraakt of overstroomd; wegen, melkfabrieken, maalderijen en opslagplaatsen waren vernietigd. Tekorten aan kunstmest en zaaizaad, de afwezigheid van tractoren en brandstof, gebrek aan arbeidskrachten hadden geleid tot een dramatische daling van de voedselproductie. In Nederland was 10% van het areaal verloren gegaan, de oogst van de meeste gewassen meer dan gehalveerd, en die van dierlijke producten zoals kippen bijna vernietigd door gebrek aan voer. In heel Europa waren de winkels leeg. Vrouwen prostitueerden zich voor een maaltijd, kinderen bedelden langs de straten.
Al in het voorjaar van 1945 beseften de Amerikanen dat meer dan driehonderd miljoen mensen in Europa honger leden. Gemiddeld moest de bevolking overleven op 1200 calorieën per dag. Voedselvoorziening werd zo essentieel geacht voor pacificatie en herstel – inclusief de stabiliteit van Duitsland – dat president Truman voormalig president Herbert Hoover naar Europa stuurde. Hoover kwam terug met tragische verhalen over hongersnoden en het voorstel om de Verenigde Naties de noodhulp te laten coördineren, maar die bleken al niet tegen die taak opgewassen. In februari 1946 benoemde Truman Hoover tot hoofd van zijn Famine Emergency Committee, een initiatief met als doel de Amerikaanse solidariteit te bevorderen met de hongerigen in Europa. Begin april 1946 beschouwde Truman de situatie zo nijpend dat First Lady Bess Truman een open brief schreef aan „de Amerikaanse Huisvrouw” met de oproep minder voedsel te verspillen en zelfs minder te eten. Huisvrouwen konden een schriftelijke belofte ondertekenen „om te helpen de levens te redden van miljoenen slachtoffers van honger in de wereld” met plechtige voornemens over voedsel bewaren, niets meer kopen dan strikt nodig, niets verspillen en niet hamsteren, vooral van granen en vetten. Wie tekende kwam op een nationale erelijst. Op 19 april getuigde Hoover in een beroemde radiotoespraak van de hongersnood in Europa. Acute nood, zo zei hij, dreigde voor 150 miljoen Europeanen als er niet in de volgende vier maanden (tot de nieuwe oogst) massaal voedsel werd geëxporteerd uit de VS. Dat was alleen mogelijk als iedere Amerikaan zich beperkte tot karige maaltijden. En zo gebeurde. Dankzij de inzet van Amerikaanse huisvrouwen hadden alle Europese landen, met uitzondering van Duitsland en Oostenrijk, vanaf januari 1947 weer een minimum aan voedsel. Hoover reisde verder naar Azië (India), waar ook hongersnood dreigde. Zijn rapporten legden de basis voor het Marshallplan waarmee vanaf voorjaar 1947 de wederopbouw van de Europese landbouw en industrie begon.
Hoeveel doden er door het Amerikaanse ingrijpen vermeden zijn, is bij mijn weten niet apart uitgerekend. Maar omdat voedselgebrek bij zwangeren en kleine kinderen ernstige gevolgen kan hebben voor hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling, is alleen al daardoor een drama vermeden. Die vanzelfsprekende solidariteit, op alle niveaus van de samenleving, met oorlogsslachtoffers ver weg die door honger zouden sterven, is nu bijna niet meer voor te stellen. Niet in de VS, en niet hier. Ook dat besef hoort bij het gedenken van de doden.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad, 4 mei 2016