Hoe een topman m/v aan te stellen
Voor een kandidaat uit Europa is geen rechtvaardiging
Men neme een gezelschapsspel met 187 potentiële spelers. Daarvan wordt slechts een selecte minderheid toegelaten tot de hoofdtafel. De benodigdheden zijn één vacante toppositie, enkele niet al te onwaarschijnlijke kandidaten, een groot aantal diplomaten, een handvol bevriende journalisten en een fikse hoeveelheid wisselgeld. Elke minuut telt. De eerste speler, Frankrijk, schuift zijn kandidaat naar voren. Dit wordt vergezeld van een paar mooie persberichten. Dan volgen de andere spelers. Zij hebben nog mooiere aanbiedingen. Vervolgens trekken de hoofdrolspelers zich terug. Onderling bedisselen ze wie wint.
Het is wat oneerbiedig om de benoeming van de directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) af te doen als een spel. Het is een van de belangrijkste benoemingen ter wereld. Zoals bekend hebben twee mensen zich kandidaat gesteld, de Franse Christine Lagarde en de hier minder bekende Agustín Carstens, gouverneur van de Mexicaanse centrale bank.
De benoeming roept vragen op over hoe het beter zou kunnen, zeker voor Nederland. Dat blinkt zelden uit in het zorgvuldig regisseren van topbenoemingen.
Je zou verwachten dat de 187 lidstaten, die worden geleid door een comité van 24, het eerst eens worden over het profiel van de leider. Willen ze een veranderingsmanager, een administratief sterke bureaucraat, een diplomaat, een politicus, een door de wol geverfde monetair econoom of een generalist? Idealiter zijn deze vereisten bekend voordat de aanmeldingstermijn voor de kandidaten sluit.
In de praktijk werkt het nooit zo. Zelden is de keuze gebaseerd op inhoudelijke kwaliteiten. Het selectieproces verengt zich tot een handjevol gedoodverfde kandidaten. Het zijn bijna altijd voormalige ministers. Dit is het gevolg van de zware politieke lading van dit soort benoemingen. Bij topbenoemingen komt de diplomatie in haar meest kortzichtige vorm boven. Het is een soort Our man in Havana-reactie. Alle landen willen hun man (m/v) ter plekke hebben.
Daarmee begint de koehandel. De selectie verwordt tot een spelletje kwartetten.
Geef mij het IMF. Dan geef ik jou volgend jaar de Wereldbank. Dit zegt Frankrijk tegen de Verenigde Staten. Hillary Clinton heeft zich al laten ontvallen dat ze wel zin heeft in die post.
Geef ons het IMF. Dan krijgen jullie volgend jaar de vacature van secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Dit zeggen de landen van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling tegen opkomende economieën als China, India en Brazilië.
Ook minder prominente posten worden in de strijd geworpen – voorzitterschappen van commissies van de Verenigde Naties, de gespecialiseerde agentschappen van de VN, zoals de Food and Agriculture Organization. De beslissing over de nieuwe directeur-generaal van dit agentschap valt in dezelfde week als de benoeming van de IMF-directeur.
Het kan ook nog een slag subtieler. Dan gaat het niet om een ruil van posten, maar om een ruil van steun.
Geef ons het IMF. Dit zeggen de Fransen tegen de Duitsers. Dan volgen wij jullie monetaire lijn. Dan zullen we samen de Europese Centrale Bank onder druk zetten.
De Franse diplomatie verdient een pluim voor de snelheid waarmee zij haar kandidaat naar voren heeft geschoven en waarmee ze zich heeft verzekerd van de steun van de VS en Europa, maar de vanzelfsprekendheid waarmee een Franse kandidaat wordt gepusht en mede door Nederland wordt gesteund, gaat volledig voorbij aan de geopolitieke realiteit van vandaag. Vanuit Peking, Delhi of Brasilia ziet de wereld er heel anders uit. Voor een kandidaat uit Europa bestaat geen enkele rechtvaardiging.
Dat de euro in een crisis verkeert, is zelfs eerder reden om geen Europeaan als leider te hebben. De Europeanen hebben het probleem zelf veroorzaakt. Zij hebben een monetaire unie zonder politieke unie gecreëerd. De eerdere crisis, in Zuid-Amerika, is goed begeleid zonder dat het IMF werd geleid door een Zuid-Amerikaan.
De wereld is veranderd en daarmee ook de politieke koehandel. Het is niet ondenkbaar dat binnen afzienbare tijd alle topbanen zullen gaan naar kandidaten van de opkomende economieën in plaats van naar Amerikanen of Europeanen.
Is dat erg? Niet als het selectiesysteem transparant en open is, gericht op de beste kandidaat. Theoretisch stemt de groep van 77 – ooit ongebonden – ontwikkelingslanden mee met Mexico. Frankrijk werpt, gesteund door de VS, zeker het feit dat Lagarde een vrouw is in de strijd, vooral omdat het vakinhoudelijk niet om gelijke kwaliteiten gaat. Mevrouw Lagarde is geen bankier of econoom. Ze is een arbeidsjurist. Dit is een typisch geval van de voorkeur geven aan een vrouw bij ongelijke kwaliteiten.
De politieke druk valt niet te ontwijken. Toch zou, met het oog op toekomstige topbenoemingen, moeten worden gestreefd naar meer openheid over de vereisten. Als Europa staat op een Franse kandidaat, moet alle diplomatie gericht zijn op de dialoog met de landen die ook mogelijke kandidaten hadden, zoals China en India. Het eenvoudig achter Frankrijk aanlopen, is niet in het Nederlandse belang op de lange termijn.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 22 juni 2011