Het toernooi onder de donkere wolken
Donkere wolken pakken zich samen boven de polders. Rakelings scherend over de duinen trekken zij via de bruisende binnensteden met hun levendige terrassen en druk bevaren grachten naar het gemanicuurde Groene Hart vol fietsende dagjesmensen. Dan nemen zij de richting van de vinexwijken met hun uniforme kavels, maar uiteenlopend tuinmeubilair – oh land van eenheid in verscheidenheid! Door razende winden worden ze voortgeblazen, die wolken. Uit het noorden brengen zij as en verstard staatssocialisme met een zuchtje technologische vernieuwing, uit het zuiden komen de wolken van losbandig opportunisme en blinde spilzucht. Uit het nabije oosten blazen treuzeling en treurigheid, uit het westen niets nieuws, slechts een aanhoudend hautaine eilandwind. In de hogere luchtlagen, dwars over het land, stormt ongemerkt de orkaan uit het verre oosten, waar ze de kunst van het wolken zaaien en regen oogsten tot grote wetenschap hebben verheven.
In dat comfortabele landje op de rand van het oude Europa, die delta waar sinds eeuwen de wegen van handel, culturen en mensen elkaar kruisen tot welzijn van allen, wordt de gemoedelijke rust slechts ontsierd door een enkel gevoel van verongelijktheid. Men verlustigt zich in de opklaringen tussen de wolkenpartijen, die bewijzen dat de wolken er niet toe doen en alles bij het oude blijft. Aan andermans wolken hebben de inwoners geen schuld. Zo plat is deze landstreek dat niemand een kerktoren of kantoorgebouw beklimt en zijn vinger opsteekt om de storm in de hogere luchtlagen te bestuderen.
Het leven is er aangenaam: huizen worden mede betaald door de staat via huursubsidie en hypotheekrenteaftrek. Godlof, de staat zorgt voor alles, voor werk, uitkering en gezondheid, voor inspraak en uitspraak, voor wildroosters en de maat van de koeienstallen, voor verkeerslichten en de veiligheid van broodroosters. Iedere generatie lijkt het net iets beter te krijgen dan de vorige; vergeleken bij drie generaties geleden zijn ze nu onvoorstelbaar rijk en gezond. Bijna niemand twijfelt eraan dat dit alles zo doorgaat tot in eeuwigheid der dagen, dezelfde kleinschalige tevredenheid, gelardeerd met een abstract gevoel van een boze buitenwereld – ergens, ver weg.
Ter afleiding heeft het land vele politieke partijen. Elke vier jaar, of eerder, om onvoorspelbare redenen van slecht humeur, maken deze zich op voor het nationale debattoernooi, compleet met ridders in volle bepakking en een aantrekkelijke jonkvrouw. Dit jaar zijn allen tevreden omdat de opperste autoriteit, het Centrale Panbureau, hun wapens goed genoeg bevond om elkaar in de pan te hakken. Figuurlijk dan, want met oprechte passie wordt er niet gevochten: dit is een natie van als tolerantie vermomde onverschilligheid.
Aan het begin van het toernooi krijgt iedereen een pluim, en aan het eind mag iedereen weer jaren op een mooie pluchen zetel stilzitten. Het toernooi is een ritueel waarbij nauwelijks slachtoffers vallen, hoogstens door zelf aangedaan leed zoals loslippigheid of ijdeltuiterij. Het toernooi combineert tikkertje, kiekeboe en stoelendans en eindigt, zoals alle kinderfeestjes, met pruillippen en ondefinieerbare vlekken op niet nader te omschrijven plaatsen.
De omstanders, zestien miljoen in totaal, verlustigen zich in een spelletje van politieke wie-met-wietjes tussen de lotto en de loterij door, en klagen zonder overtuiging omdat klagen tot de nationale identiteit behoort.
De gemoederen lopen soms op, favoriete ridders wankelen in de strijd, andere verdwijnen met de noorderzon, maar het einde van het toermooi is altijd hetzelfde: een lange periode van veren gladstrijken, vredestichten en verklaringen schrijven onder leiding van een vaderlijke figuur. Dan komt er uiteindelijk een kabinet ‘uitrollen’ alsof de politici duikelaartjes zijn. In de praktijk blijkt dat in vier jaar geen verschillen meetbaar zijn. Het merkwaardigste van deze traditie is dat slechts een paar procent van de bevolking mee mag doen en kans maakt op een van de mooie pluchen stoelen. In het landje is het toernooi voorbehouden aan de kaste der onaanraakbaren: hun onaantastbare positie van bestuurder mag nooit binnen bereik van anderen komen, hoe getalenteerd ook.
Is er dan in dit tevreden land niemand die de wolken leest en het zware weer ziet aankomen? Niemand die beseft dat het deze keer niet overwaait, niet in een jaar, noch in vier jaar? Niemand die wil weten dat de wolken zullen blijven hangen, de gele, de grijze wolk en de groene wolk, de donderwolk en dollarwolk? Genoeg deskundigen telt dit land van eigenwijsheid, genoeg woorden over bezuinigingen, belastingen, efficiëntie, leiderschap en innovatie. Maar de ridders in hun verkiezingstoernooien hebben oog voor zichzelf en steken graag zulke mooie woorden bij de andere veren op hun hoed. Hoe meer woorden, hoe meer vreugde.
Wie wil begrijpen hoe de oosterstorm waait, hoog boven zijn veelvormige wolken, moet luisteren naar het land waar men de hoogste wijsheid in winden en wolken ziet en weet dat eeuwen nodig zijn om ze te leren kennen. Daar weten ze dat geen enkele rivier terugkeert naar zijn bron, geen roos zich weer hecht aan de struik waarvan zij afgevallen is. Daar weten ze dat de winden van verandering die op dat mooie bevoorrechte land in de delta afstormen, de mistflarden opzij zullen blazen en aan de deuren zullen rukken van de heilige huisjes van markt, arbeid en staat. Daar weten ze dat wie niet voorbereid is op de wind, ten onder gaat.
Wie de moed opbrengt om verder te kijken dan het verkiezingstoernooi, ziet in de vormen van de wolken nieuwe vergezichten. En de edelachtbare verkiesbaren zelf? Die steken hun grote neuzen in de wind en begrijpen niet waarom hun ogen plotseling gaan tranen.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 25 mei 2010