MENU

Het meisje met de groene ogen

Ukent haar allemaal, het meisje met de heldere groene ogen. Vanonder haar hoofddoek van ruwe stof kijkt ze ons wantrouwend aan. Ze is het symbool van het verdriet van Afghanistan. Fotograaf Steve McCurry ontmoette haar in 1985 in een vluchtelingenkamp in Peshawar en zette haar op de omslag van National Geographic Magazine. Daarmee werd ze een van de meest bekende naamlozen van onze tijd. Sinds het begin van de strijd tegen het terrorisme in Afghanistan is haar beeld overal te zien, tot op kerstkaarten aan toe. In haar doordringende blik is veel gelezen: de uitzichtloosheid van het Afghaanse volk, de rechteloze situatie van Afghaanse vrouwen, de onmogelijke dialoog met het Westen, de wonderbaarlijke etnische smeltkroes van het land.

Na zeventien jaar spoorde McCurry haar met veel moeite weer op. Ze bleek te wonen met haar man en drie kinderen in een afgelegen deel van het land, geheel onbewust van haar bekendheid. Ze leeft niet meer in een vluchtelingenkamp, maar materieel heeft haar bestaan zich nauwelijks verbeterd. Op de nieuwe foto die de fotograaf in 2002 maakte is ze ongeveer dertig jaar oud, al lijkt ze eerder vijftig. Ze heeft nog steeds dezelfde mooie ogen, maar haar gezicht is hard geworden, de mond resoluter, en haar haren en voorhoofd zijn volledig bedekt door een sluier.

Ze zal er geen weet van hebben dat vandaag in Den Haag een belangrijke top plaatsvindt die zijn weerslag op haar leven zou kunnen hebben. Na de voorbereidende bijeenkomst in Moskou, vorige week, van de niet-westerse landen, opent de vergadering in Den Haag onder een goed gesternte. Obama’s nieuwe beleid leidt ertoe dat Afghanistan (met Pakistan) nu als een regionaal probleem wordt gezien waarvoor ook regionaal oplossingen moeten worden gezocht, met Iran, Rusland en China. De doelstellingen zijn helder geformuleerd: bestrijding van het terrorisme, versterking van de militaire capaciteit, leger en politie, gekoppeld aan wederopbouw. Dus geen onrealistische grootspraak meer over het vestigen van een democratie en de gelijkberechtiging van meisjes.

Van allerlei kanten is gesuggereerd dat de menselijke benadering van Nederlandse soldaten exemplarisch kan zijn. En natuurlijk: iedere keer dat een kind niet hoeft te schrikken van een zwaargewapende soldaat is meegenomen, net als iedere keer dat de bevolking niet in de verleiding wordt gebracht om meeloper te worden van terroristen dankzij de zichtbaar goede bedoelingen van de vredesmacht.

Maar in de euforie over de nieuwe aanpak van Obama en zijn deels Nederlandse inspiratie wordt vergeten dat juist die wederopbouw nog steeds bijzonder problematisch is. Op het gebied van wederopbouw en ontwikkeling in voormalige conflictgebieden heeft het Westen weinig te bieden. Voorzichtig begint er sinds kort iets te ontluiken in Liberia en Oost-Timor, maar over Rwanda, ooit de lieveling van westerse donoren, is een schaduw gevallen wegens de betrokkenheid bij de Congolese rebellen.

Het grootste risico bij de wederopbouw in Afghanistan is wat ik de valkuil van de misplaatste praktische hulp zou willen noemen. Hoe makkelijk wordt wederopbouw niet gelijkgesteld met praktische en meetbare resultaten zoals waterputten, schoolgebouwen en zaaizaad? Uiteraard is er niets tegen dit soort zaken als zodanig, maar ontwikkelingslanden, van Bolivia tot Benin, zijn bezaaid met dichtgeslibde putten, verstopte latrines en half ingestorte klinieken. Dergelijke hulp heeft alleen een blijvend effect als die ingebed wordt in een lokaal kader, met duidelijke verantwoordelijkheden voor onderhoud en eerlijk gebruik.

Waar is wederopbouw wel gelukt? Eigenlijk alleen als er een legitieme overheid bestond of ontstond, economische groei werd gestimuleerd – dus basisvoorwaarden aanwezig waren zoals de zekerheid van landrechten, minimale financiële diensten, een juridisch betrouwbaar systeem, infrastructuur op het platteland en massale scholing. En er is overigens ook geen land ter wereld dat zich zonder ontwikkeling van zijn landbouw heeft kunnen moderniseren. Voor Afghanistan blijft de landbouw een urgent probleem wegens de papaverteelt waarvoor geen eenvoudige alternatieven bestaan (ik schreef daar al over in mijn column in december 2007).

Het mooiste voorbeeld van wederopbouw vormt Vietnam, een land dat dezer dagen veelvuldig wordt aangehaald in verband met Afghanistan als voorbeeld van een oorlog ver weg die de Verenigde Staten niet konden winnen. Wie het huidige succes van Vietnam bestudeert, ziet dat bij de wederopbouw na die traumatiserende oorlog buitenlandse hulp nauwelijks een rol heeft gespeeld. De kracht van de regering die een nationale eenheid vooropstelde, de onmiskenbare ondernemingszin en veerkracht van de bevolking, alsmede een periode van gunstig economisch klimaat in de regio, waren doorslaggevende factoren. De snelheid waarmee vernieuwingen van elders werden gekopieerd en aangepast, stoelde mede op een wijdverbreid onderwijssysteem. Deze factoren zijn grotendeels afwezig in Afghanistan en het is evident dat steun van buiten nodig is. Het is echter essentieel dat we niet blijven steken in vaagheden over wat de wederopbouw moet inhouden, of ons beperken tot praktische details noch in genereuze financiële toezeggingen, maar komen tot een concreet plan op de lange termijn voor technische en economische ontwikkeling. De Afghaanse overheid en de regionale partners zullen daarbij hulp nodig hebben, maar het moet hún plan zijn, zelfs al duurt het lang voordat dat geformuleerd wordt.

En dan nog iets: in Vietnam spelen vrouwen een belangrijke rol, als ondernemers, in het onderwijs en in de regering. In Afghanistan, waar enerzijds een hele generatie vrouwen van school is gehouden en anderzijds het meelopen met de Talibaan voornamelijk een mannenzaak is, zouden de inspanningen zich expliciet op vrouwelijk leiderschap moeten concentreren. En wie weet biedt dat ooit toekomst voor de dochters en kleindochters van het naamloze meisje met haar groene ogen.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 31 maart 2009