MENU

Het land van verlies en angst

De laatste maanden betrap ik me erop dat ik af en toe aan Renate Rubinstein denk. Soms, als ik iets lees over de huidige ontwikkelingen in Israël, vraag ik me af wat zij gevonden zou hebben. Hoe zou ze Tzipi Livni beoordelen, die verrassend de verkiezingen won door op het einde van haar campagne zoveel nadruk te leggen op haar vrouwelijke kwaliteiten? En wat zou ze zeggen over diezelfde Livni die niet bereid was deel te nemen aan een regering van nationale eenheid en daardoor de machtsbalans onnodig naar rechts heeft gedreven? Zou Renate iets gezien hebben in Kadima of die partij als een hopeloos compromis – over de twee staten – hebben verworpen? Zou ze één goed woord over hebben gehad voor de nieuwe regering- Netanyahu, of voor Lieberman als minister van Buitenlandse Zaken, met zijn obsessies over nationale loyaliteit?

Deze week is het honderd jaar geleden dat Tel Aviv werd gesticht, en The International Herald Tribune drukte afgelopen vrijdag een foto af van een groep mannen in donkere jassen, vertegenwoordigers van de eerste zestig families, die de bouwkavels in de kale duinen aan het verloten waren. Die foto illustreerde een artikel van Jeremy Ben Ami, wiens grootvader een van de eerste stichters van de stad was. Zoals Ben Ami in een evenwichtige analyse schrijft, die honderd jaar vormen een mengeling van trots op een levendige en vooruitstrevende stad voortgekomen uit idealisme, en anderzijds grote droefheid om de oorlogen en het gebrek aan vrede met degenen die door de kolonisten van destijds zijn verdreven. De neergang van dat eerste idealisme is aangrijpend beschreven door Amos Oz in zijn autobiografische boek Een geschiedenis van Liefde en Duisternis: „Macht is de opium van de machthebbers geworden”.

Oz beschrijft die verwarrende smeltkroes van gevluchte OostEuropese intellectuelen en gestaalde paramilitaire kaders die zich allemaal mengden in hevige debatten over poëzie en geschiedenis. Dat Israël van zijn jeugd lijkt wel heel ver weg van het land van vandaag. Daar is een intellectuele murwheid opgetreden die het althans voor de leiders van nu onmogelijk maakt anders dan cynisch of hardhandig te reageren. Het idealisme van weleer heeft plaats gemaakt voor somberheid en apathie. Wat de toekomstige sfeer betreft, biedt Leon de Winter in zijn roman Het Recht op Terugkeer het meest schrikbarende beeld: een Israël uitgegroeid tot een zwaarbeveiligde bunker rondom Tel Aviv, bevolkt door getraumatiseerde mensen die leven in een illusieloze wereld.

Zo langzamerhand is een situatie gegroeid waarin iedere opinie van buitenstaanders onmiddellijk in het ene of het andere kamp wordt afgewezen. Laat ik duidelijk zijn: voor het doden van burgers aan beide kanten bestaat nooit en te nimmer een rechtvaardiging. Maar ontdaan van de vreselijke antisemitische retoriek aan Palestijnse zijde en het volledige gebrek aan bereidheid tot het erkennen van de Palestijnse rechten door recente Israëlische regeringen, kun je de situatie bekijken als een klassiek ontwikkelingsprobleem. Gaza en de Westelijke Jordaanoever worden bevolkt door een in het nauw gedreven bevolking, ooit ontstaan uit een eerdere generatie vluchtelingen, zonder middelen van bestaan, met een door en door corrupte klasse van verdeelde leiders wier belang het slechts is gewapenderwijs hun eigen machtsaandeel uit te breiden. Ontwikkelingsgeld pompen in een dergelijke situatie heeft uitsluitend als effect het versterken van de corruptie en vergroten van de hoeveelheid wapens. Net als in Soedan lijken de Palestijnse leiders bereid ten koste van hun wanhopige bevolking iedere keer opnieuw een humanitaire noodsituatie uit te lokken, indien er meer geld nodig is. En iedere keer trappen de ruimhartige westerse donoren weer in dezelfde valkuil, net als in Darfur waar de humanitaire hulp zelden bij de behoeftigen terechtkomt. En niet veel anders dan in Centraal Afrika, hebben de buurlanden hun eigen territoriale en machtsbelangen om diverse facties te steunen en wapens te leveren. Geen politieke leider in binnen- of buitenland lijkt bij machte de angst weg te nemen en een gevoel van wederzijdse erkenning en respect te creëren. Alle hoop is nu gevestigd op Obama die maar één keuze heeft: onderhandelen met Iran en Syrië en de rest van de regio om zo snel mogelijk een nieuw Palestijns leiderschap te vormen.

De andere kant van het ontwikkelingsprobleem, die meestal niet wordt genoemd, is het aantal joden dat bij het uitroepen van de joodse staat met achterlating van hun bezittingen is verdreven uit de Arabische landen, een geschat aantal van 650.000 mensen, ironisch genoeg evenveel als het oorspronkelijke aantal verdreven Palestijnen. Dat de opname van die vluchtelingen, met een heel andere cultuur dan de Europese, zonder noemenswaardige complicaties is opgelost, mag op zich een wonder heten. Het zou de Israëlische regering de mildheid moeten geven om met de gematigde Palestijnen een dialoog aan te gaan. Uiteindelijk geldt overal en altijd dat ongelijkheid en ontwikkelingsvraagstukken alleen een oplossing vinden in burgerrechten en werkgelegenheid. Langdurige uitsluiting, ook dat hebben we uit den treure geleerd, leiden tot een gevoel van vernedering en vaak tot gewelddadig verzet.

Onder de nieuwe regering-Netanyahu regeert helaas de angst voor verlies en terreur. Er is geen slechtere politieke raadgever. Alleen wie gelooft dat de relatie met de Palestijnen kan veranderen, kan onderhandelen. Angst betekent dat alles erger lijkt dan de huidige status quo, hoe onhoudbaar die ook moge zijn. Niets te verliezen en toch bang, de titel van Renate’s verslag van haar scheiding, zou ook heel goed op Israël en de Palestijnen van toepassing kunnen zijn.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 14 april 2009