Het eiland van de geniale anarchie
De toerist die op Curaçao landt, ziet vooral het witte strand met palmbomen en koraalriffen. De rest is groen, maar nergens vind je de overvloedige vegetatie zoals je verwacht in de tropen. Het lijkt er dor, een van die vele eilanden uit koraalriffen waar nu eenmaal niets wil groeien.
Maar wie verder kijkt dan de kalkstenen landingsbaan, ziet ronde, groene heuvels, geerodeerde vulkanische resten. Vruchtbaar land dus, waar ooit plantages stonden, maar vandaag veelal ongebruikt. Bijna alle fruit en groenten worden geimporteerd, uit naburig Venezuela, uit Brazilie, of van nog verder weg. De techneut in mij ziet al die ontelbare mogelijkheden om op zijn minst lokale groenten en fruit te verbouwen, papaya, ananas, zoete aardappel, aubergines, uien, noem maar op. Dat hoeft niet eens in kassen of met geavanceerde methoden, dat kan in iedere schooltuin, op ieder erf (althans, op de juiste bodem). Toch zijn bijna alle pogingen tot tuinbouw op niets uitgelopen. Even gaat het goed, continuiteit, ho maar. Op het land werken is slavenarbeid, dat doet niemand, zo hoor ik keer op keer.
Opeens, en voor het eerst in mijn leven, voel ik me even Nederlander in de tropen. In al die andere landen waar ik heb gewerkt, was ik of een medewerker van de Verenigde Naties, of een wetenschapper, maar nooit burger van een ex-koloniale mogendheid, stammend uit die traditie van goede bedoelingen en technische oplossingen, van niet zeuren, niet te ingewikkeld doen, grote stappen snel thuis, wie mee wil werken, doet mee, en anders zoek je het maar uit. Ook mij overkomt het dat, ondanks al mijn ervaring, ik toch even denk: Jongens, als we de schouders eronder zetten, dan komt die tuinbouw er zo, op die mooie vruchtbare bodem…
Ook de nieuwe regering van het Land Curaçao heeft groenten en fruit als een belangrijk speerpunt gedefinieerd om zo de afhankelijkheid van importen te verminderen. Daarvoor is een plan nodig, investeringen, voorlichting, het bekende recept. Men is optimistisch over de eigen mogelijkheden. En dan lees ik in dat prachtige boek van Boeli van Leeuwen, Geniale Anarchie, over het talent van de Curaçaoënaar. Die kan alles aan de praat krijgen, plakt kapotte apparaten aan elkaar zonder te weten hoe en waarom het werkt. Fantastisch, indrukwekkend, geniaal. Maar, zo schrijft Boeli van Leeuwen, dat talent openbaart zich alleen als de Curaçaoënaar zin heeft. Dan werkt hij zestien uur per dag. En als hij geen zin heeft, dan werkt hij slecht en weinig. ‘Wij zijn een volk van ongedisciplineerde, inventieve, natuurlijk begaafde mensen… All chiefs, no Indians.’ Het duurzaam mobiliseren van dat talent, dat blijft ook nu, in de nieuwe staatkundige situatie, de grootste uitdaging.
Louise O. Fresco
NRC.nl 14 februari 2011