Het beste beleid ligt niet in het midden

In haar State of the Union toonde EU-president Ursula von der Leyen zich afgelopen september een voorstander van meer dialoog en minder polarisatie. „Daarom willen we een strategische dialoog lanceren over de toekomst van de landbouw in de EU. Ik ben en blijf ervan overtuigd dat landbouw en bescherming van de natuurlijke omgeving hand in hand kunnen gaan.” Vanaf deze maand gaat dit plan inderdaad van start .

Volgens welingelichte Brusselse kringen heeft Von der Leyen persoonlijk het initiatief genomen. Hoewel niet top of mind voor veel Europese burgers, is de keuze voor de landbouw minder verrassend dan het lijkt, gezien de Europese verkiezingen en de ambities van Von der Leyen zelf en haar partij, de christen-democraten.

Minder polarisatie over dit onderwerp is toe te juichen, maar eenvoudig zal dat niet zijn. De verstedelijkte Europeaan staat ver af van de landbouw, wil geen zielige varkentjes noch bedreigde weidevogels en al helemaal geen ‘chemie’ of grootschaligheid, maar kijkt in de supermarkt uiteindelijk bijna alleen naar de prijzen. Boeren voelen zich miskend in hun vernieuwingsdrang, beknot in hun bedrijfsvoering en getergd door telkens andere regelgeving. Daarnaast valt er niet over landbouw te praten als de hele keten niet betrokken is, van de toeleverende industrie tot en met verwerkers en retailers. Dus niet alleen landbouw, maar ook voedsel en grondstoffen voor de maatschappij. Vervolgens zijn er allerlei lokale, nationale en internationale organisaties met sterke ideeën over de voorrang voor natuur en het in lijn brengen van landgebruik met het klimaatakkoord van Parijs.

Het feit dat Von der Leyen Oekraïne een EU-lidmaatschap op korte termijn voorgespiegeld heeft, compliceert de zaak verder. De facto vormt dit een enorme aanslag op de Europese landbouwbegroting. Dan is er het verzet van Polen en Hongarije, die bang zijn dat zij zo tekort worden gedaan. Het onderwerp is ook niet los te zien van de migratie die arbeidstekorten in de landbouw en bijbehorende industrieën op zou moeten vangen. Hoe zijn de nationale belangen in evenwicht te brengen? Sommige landen hebben meer ruimte voor natuur, andere voor geavanceerde landbouw. Het afwegen van wat waar het beste kan, is een van de ingewikkelde kwesties hierbij.

Daarnaast zijn er talloze vragen over Europa als voedselexporteur of juist als grotendeels autarkische regio, met drastische vermindering van importen van voer (en dus de dierlijke sector) en wie weet van tropische producten (nooit meer echte vanille?). Hoe moet Europa zich voorbereiden op prijsfluctuaties, door buffervoorraden aan te houden of door zelf meer te produceren? Om te zwijgen over de vraag of kennis gebaseerd op de geavanceerde Europese landbouw zelf een exportproduct moet blijven voor andere landen.

Dialogen zijn in de mode. Ze spreken aan, zeker als er met door het lot aangewezen burgerfora wordt gewerkt. Natuurlijk, het is nuttig diverse belangengroepen te horen. Maar dialogen zijn ook een dure en tijdrovende fata morgana. Het is een illusie om te denken dat een dialoog in Europa kan leiden tot afgewogen keuzes over zulke ongelijksoortige onderwerpen.

De uitkomst riskeert een kwestie te worden van van alles een beetje: een toefje natuur, een hapje grootschalige akkerbouw naast biologische kaasmakerijen. Of erger, gebekvecht over goed en kwaad. Er is geen simpele blauwdruk maar alleen voortschrijdend inzicht en aandacht voor de lange termijn. Dat levert een dialoog zelden op, zeker niet op deze schaal. De EU en Von der Leyen zelf moeten de regie nemen en duidelijk richting geven.

De waarheid van het beste beleid ligt niet noodzakelijk in het midden. Niet modieus opportunisme maar kritisch inzicht moet hen leiden.