Gezocht: overheid die zorgvuldig geld uitgeeft
Op een onverwachte manier doet Nederland me deze dagen denken aan een ontwikkelingsland. U weet wel, zo’n land waar ineens een enorme lading hulpgelden arriveert, of het IMF met een omvangrijke lening komt. Grote opwinding! Het vergadercircuit komt in actie: er wordt gedelegeerd aan directeuren, die weer delegeren aan talrijke diensthoofden. Ondertussen verdampt een deel van het geld aan administratie, overleg, onduidelijke bestemmingen of afgeleide zaken. Zelfs al is er geen sprake van corruptie, de tragiek van goedbedoelde hulpgelden is dat ze vaak op de verkeerde plek terechtkomen of onvoldoende effect hebben.
Vergezocht? Bij het IMF en de Wereldbank gaat het ook over het beteugelen van inflatie, investeren in werkgelegenheid en armoedebestrijding. Met zeer wisselend succes. Het IMF is al decennia mikpunt van kritiek: autoritair, top-down, onmogelijke voorwaarden en bureaucratie en arrogantie.
Wat een onzin, zult u zeggen, dit heeft niets met ons te maken! Nederland is een van de rijkste landen ter wereld met een betrouwbare overheid, een functionerende rechtsstaat en een vrije pers. En toch… het verleden leert ons dat geld zorgvuldig en op tijd uitgeven ook hier niet makkelijk is, niet aan projecten, niet aan individuen. De voorbeelden mag u er zelf bij bedenken. Niet iedereen ervaart de overheid als betrouwbaar, grote projecten overschrijden systematisch hun begrotingen en tijdpad, de gang naar de overbelaste rechter is moeizaam en de pers springt op ieder incident. Ik schreef bijna: alleen corruptie hebben we hier niet – maar ook dat is niet helemaal waar.
De vraag hoe een land collectief goed met grote sommen geld om moet gaan is prangend nu het kabinet twee aanzienlijke uitgaven voorstelt: koopkrachtsteun en prijsplafond voor energie. Totaal: ergens voorbij de 25 miljard. Kunnen we dit geld wel doelmatig en op tijd uitgeven? Dus niet alleen zorgen dat het geld op een rekening terecht komt, maar daadwerkelijk direct of indirect leidt tot armoedebestrijding? Geld is vermoedelijk een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde.
Want armoede is niet alleen een kwantitatief gebrek, het is ook een cultuur in gezinnen waarin ingewikkelde en soms tegenstrijdige prioriteiten worden gesteld. Verplichtingen aan familieleden, statussymbolen als telefoons en televisie, hebben mogelijk voorrang boven een warm huis, kinderkleren, een bibliotheekabonnement of hulp voor een overbelaste moeder. Misschien moet de staat zich daarmee maar niet inlaten (al vrees ik voor de vrouwen en kinderen die niet bereikt worden), maar de vraag naar wat armoede echt is en hoe die duurzaam opgelost wordt, moet wel gesteld worden.
Succesvolle overheidsuitgaven hangen af van de scherpe definiëring van het doel, de effectiviteit van de maatregelen, en de kwaliteit van de uitvoerende ambtenaren. Dat laatste wordt onderschat. Het gaat om meer dan afwezigheid van structureel wantrouwen tegenover begunstigden: om een werkklimaat van moedig mededogen om datgene te doen dat de intentie van de financiering beoogt. Ruimhartig denken past niet in de ambtenarij en al helemaal niet in een politieke sfeer waarin alles kan worden aangegrepen om de minister onderuit te halen. De overheid, op elk niveau, heeft de reputatie onwrikbaar te zijn. Dat schept afstand tot de burger, en voedt in het ergste geval ondermijning en wanhoop. Maar die rigiditeit heeft nog een nefast neveneffect: het trekt niet de meest creatieve en initiatiefrijke talenten aan. Dat geldt hier, maar dat geldt ook in ontwikkelingslanden. Wie iets wil bereiken kiest tegenwoordig zelden voor de overheid. Dat is treurig, want in de huidige crisis heeft de overheid talent nodig om flexibel doch rechtvaardig uitvoering te geven aan deze grote financiële operatie.