Explosief mengsel in het hoger onderwijs
Maandag wordt aan vele universiteiten en hogescholen het academische jaar plechtig geopend met ongetwijfeld fraaie toespraken. Je kunt ze uittekenen: over wetenschappelijke doorbraken, de prachtige internationale ranking , de onmisbare maatschappelijke rol van kennis en talent. Buiten mag er waarschijnlijk door een kleine groep geprotesteerd worden voor of tegen klimaat, Gaza of het bedrijfsleven, binnen heersen serene rust en optimisme.
De soms eeuwenlange tradities en successen verhullen echter dat het hoger onderwijs kwakkelt. In allerlei spelonken doemt narigheid op, van onveiligheid en intimidatie tot fraude en zelfverrijking. Daarvoor vormen de chronische overbelasting van staf, overvolle collegezalen en de even chronische vermoeidheid van studenten een makkelijke voedingsbodem. Klachten over de kwaliteit van de studenten zijn ook niet van gisteren. Voeg daarbij een groeiend aantal buitenlandse studenten, kamernood en wie weet forse bezuinigingsmaatregelen en je hebt een explosief mengsel. Maatschappelijk gezien is er bovendien nog steeds sprake van ongelijkheid, kinderen van gestudeerde ouders hebben veel meer kans om ook en succesvol te studeren.
Deze hedendaagse problemen worden versterkt door het feit dat universiteiten en hogescholen nog nauwelijks voorbereid zijn op nieuwe ontwikkelingen. Nu kunstmatige intelligentie in elke studentenkamer en elk lab is doorgedrongen, moet je je afvragen wat academisch leren werkelijk betekent. Hoe geef je les als alles op te zoeken valt, als je studenten fysiek niet aanwezig hoeven zijn en elders snel uitstekende knowhow wordt ontwikkeld? En het allerbelangrijkste: wat is de rol van hoger onderwijs, wat voor mensen zijn er nodig in de toekomst en hoe vorm je die?
Deze uitdagingen zijn structureel en niet op te lossen door ad hoc-maatregelen zoals meer online onderwijs, boetes voor langstudeerders (vooral negatief bij bètastudies), het verlagen van het bindend studieadvies of het beperken van buitenlandse studenten. En ook niet door verregaande digitalisering van het onderwijs of een explosie van deelstudies en vakgebiedjes . Onderwijs is geen buffet waar je een hapje van alles neemt. De toekomst vraagt niet om oppervlakkige generalisten maar om strategische vakmensen.
Stel dat je het hoger onderwijs opnieuw zou ontwerpen. Het hybride model dat onderzoek en onderwijs onlosmakelijk verbonden zijn, hoeft niet langer overal te gelden. De meeste afgestudeerden komen terecht op plekken waar toegepast onderzoek op zijn hoogst een rolletje speelt en fundamenteel onderzoek geheel niet. Zeker, de diepte induiken kan didactisch helpen, maar voor een leeronderzoek hoef je niet enorme researchafdelingen op te tuigen aan universiteiten. Het beste hoger onderwijs is onderdeel van een ecosysteem van kennisinstellingen, bedrijven, start-ups en overheden waar talent en ideeën over en weer gedeeld worden.
Dat alle universiteiten en hogescholen gelijk zijn en dat er geen nieuwe bij mogen komen is ook zo’n onnodige vanzelfsprekendheid. Differentiatie en specialisatie, wellicht een extra onderwijsinstelling in de Randstad en naadloze doorstroming van hbo’ers zouden bespreekbaar moeten zijn.
En waarom moeten studenten direct na het eindexamen studeren? Tussen 18 en 22 leer je niet alles wat in de toekomst nodig is. Waarom geen financieringssysteem met tegoedbonnen die in de loop van het leven te gebruiken zijn?
Uiteraard, dit is allemaal toekomstmuziek. Maar wat er ook gebeurt, dit is wat iedereen moet meekrijgen. Allereerst de discipline en toewijding die nodig zijn voor leren en werken. Ten tweede de aard van kennis, feiten en verificatie en nepnieuws. En ten derde de waarden van burgerschap: ethiek en empathie. Er is dit academisch jaar veel om over na te denken.