Eeuwige passie
Eeuwige Passie (Op 12 maart 2011 werd in de Geertekerk in Utrecht de eerste meezing Stabat Mater van Pergolesi uitgevoerd, gezongen door 400 vrouwen, onder leiding van Madeleine Ingen Housz)
Soms hoef je maar een akkoord te horen, en dan weet je wat het is. Van Pergolesi’s Stabat Mater, net als van sommige cantates van Bach, ken ik bijna elke noot. En elke keer ontroert deze kerkmuziek me weer. Ik ben niet opgegroeid in de christelijke traditie, behalve in algemene culturele zin. Ook voor wie dat wel is, valt de diepe gelovigheid van vroegere eeuwen moeilijk in te voelen. Behalve – en dat is het wonderlijke, via de muziek. Daarentegen appeleren de beelden uit de tijd van Pergolesi of Bach, of daarvoor, lang niet op dezelfde onmiddellijke, onvoorwaardelijke manier aan onze emoties.
Voor een Stabat Mater geldt dit in overtreffende vorm. Zulk extreem lijden bij de dood van een kind zou ons vreemd moeten zijn. Maar toch. Ook wie geen moeder is, kan zich verplaatsen in het lijden van Maria, want ieder van ons is kind van een moeder en kent die eerste intieme afhankelijkheid.
Het Stabat Mater is oorspronkelijk een Middeleeuwse tekst. De aandacht voor de eigen rol van Maria ontstaat in de 13e eeuw in Umbria. Mede in navolging van het gedachtengoed van Francsicus van Assisi, wordt steeds meer belang gehecht aan het lijden van Maria. In die traditie van de eenvoud van de geloofsbeleving, het dicht bij de natuur en de mens zijn, ontstaat de hymne Stabat mater dolorosa. Uit het simpele ritme en tekst zie je die Middeleeuwse afkomst af, dit is geen romantiek met hoogtepunten en dalen.
Van die eerste hymne zijn talloze versies ontstaan, en hetzelfde perspectief van de moeder heeft zijn weerslag gevonden in de beeldende kunst, in talloze Pietà, waar Maria ook letterlijk centraal in de voorstelling staat. In de daarop volgende Renaissance wordt de individualiteit van de beleving nog meer versterkt.
Vijf eeuwen later, in het zelfde Umbria, componeert Pergolesi zijn Stabat Mater. Zijn dramatische toonzetting geeft diepte aan het verhaal en dwingt de luisteraar om zich met Maria te identificeren. Daarmee komt het onbegrijpelijke, de onspreekbare marteling en dood van een goddelijke figuur, binnen handbereik. Sterker nog, dankzij Pergolesi wordt de vrouwelijke emotie opgeheven boven het puur vrouwelijke, en wordt algemeen menselijk.
Toch brengt de tekst die emotie slechts indirect over: Maria heeft geen stem, we luisteren slechts naar een beschrijving van de treurende moeder,niet naar haar woorden. Overigens oorspronkelijk geschreven voor twee stemmen – van castraten!
Dat het gaat om meer dan vrouwelijke emotie blijkt uit de ontstaansgeschiedenis. Pergolesi schrijft de wonderbaarlijk schone muziek van het Stabat Mater als hij slechts 26 jaar oud is. Het is zijn laatste levensjaar. Hij heeft zich terug getrokken in een Franciscaans klooster, wetend dat hij binnenkort zal sterven. Het kan niet anders dan dat hij, zijn eigen naderende einde beseffend, gedacht heeft aan zijn moeder. In Pergolesi’s muziek versmelten het verdriet van de stervende en de overlevende.
Het bijzondere is dat die traditie van het tastbaar maken van het lijden niet is opgehouden – moderne componisten zoals de Grieks-Nederlandse alliope Tsoupaki schrijven nog steeds passiemuziek. Het vernieuwen en actueel maken van de passietraditie in uitvoeringen en composities is het bewijs van de grote kracht van het beeld van de lijdende Maria. Daarom heeft Pergolesi’s Stabat Mater ons nog steeds iets te bieden. De paradox van het lijden is dat het een ondeelbare emotie is: een mens lijdt uiteindelijk alleen. Maria staat eenzaam huilend, woordloos voor ons. En toch kan dat allerindividueelste gedeeld worden. In het Stabat Mater is het lijden iets dat samenbrengt, dat laat zien dat het bestaanvan lijdende vrouwen niet alleen in haar eenzaamheid ligt, maar ook in het verbinden.
Alleen in het Nederlands liggen lijden en leiden dicht bij elkaar. Er loopt geen eenduidige semantische lijn van lijden naar leiden, maar wel van het lijden naar het verbinden. Het Stabat Mater geeft de vrouw een stem, een stem in samenzang. Het doorbreekt de stilte. En verbinden is wel de kern van leiderschap, misschien nog wel meer van vrouwelijke leiders dan van mannen.
In het Stabat Mater ervaren we schoonheid en droefheid, eenzaamheid én lotsverbondenheid. Het vermogen te verbinden wordt gepersonifieerd door de vrouw: in tijden van crisis en lijden zijn het vrouwen die families, gemeenschappen en naties bij elkaar houden. We zien het telkens weer in de brandhaarden in de wereld, in het Midden Oosten, in vluchtelingenkampen, in vrouwelijke regeringsleiders zoals Angela Merkel en Ellen Johnson Sirleaf van Liberia. In zijn Stabat Mater toont Pergolesi dat vrouwen niet alleen binnenshuis bestaan, maar ook publiekelijk. Daarmee stijgt vrouwelijkheid ver uit boven moederschap en wordt universeel.
Louise O. Fresco
NRC.nl 12 maart 2011