Eet op vakantie eens niet zo nostalgisch
Ooit was er een tijd dat NL achter op de auto in Duitstalige landen voor Nur Limonade stond. Nederlanders hadden de reputatie dat ze hun achterbak vol laadden met Nederlandse waar en zo min mogelijk eten kochten. Uit zuinigheid, maar ook uit onbekendheid. Tenslotte was tot in de jaren zestig van de vorige eeuw de enige buitenlandse eetervaring de Chinees, en dan nog mondjesmaat. Volgens Andere Tijden aten 17 van de 20 ondervraagde Nederlanders in 1960 nooit buitenshuis. In den vreemde moest je oppassen, zo meldt hetzelfde programma bij monde van een Nederlandse toeriste: „Nou, ik ben niet van plan om olijfolie te gebruiken, want we hopen daar gezond te blijven.”
Hoe is de wereld veranderd! Iedere vakantieganger komt terug met verhalen over hoe lekker het eten was. Niet zelden betreft dat gerechten die hun grootouders de rillingen op het lijf zouden hebben gejaagd. Gegrilde octopus in Ragusa, rauwe ceviche in Lima, gevulde kalfsdarm (pajata) in Rome, sterke maar o zo bijzondere kaas van Pag, geroosterde larven van de zijderups in Chiang Mai, al die ondefinieerbare vruchten (stinkende doerian!), paddestoelen, groentes en knollen met onuitspreekbare namen, de om te zwijgen over kruidenbitters en lokale wijnen. En uiteraard overgoten met genereuze hoeveelheden olijfolie rondom de Middellandse Zee, en palmolie in Azië en Afrika.
Rondom eten tijdens de vakantie hangt nu een onmisbare geur van romantiek en ja, snobisme, al zijn die verse visjes op het strand allang gesunkenes Kulturgut. Maar met de echte lokale tradities heeft wat de toerist eet meestal weinig van doen, wel met de nostalgie voor een verleden dat zo veel overzichtelijker, natuurlijker en ‘eerlijker’ lijkt dan het heden. De Italiaanse cucina povera , nu zo in de mode, heet niet voor niets zo. Het gebruik van zoveel mogelijk onderdelen van plant en dier moge dan modern zijn in deze tijd van kringloopdenken, in de keuken van de armen was het bittere noodzaak. Toen waren de porties klein, de gangen beperkt tot een of twee en de hoeveelheid dierlijke eiwitten minimaal. De luxe menu’s die de toerist vandaag geserveerd worden, zijn daarvan mijlenver verwijderd. Ook wat zo authentiek lijkt, die geroosterde rupsen en rauwe zee-egels, waren als kostbare eiwitbronnen eerder uitzondering dan regel.
Het toerisme heeft geleid tot een herwaardering van het platteland: het herstel van boerderijen als vakantiewoningen gaat hand in hand met een renaissance van de lokale cuisine. Recepten zijn uit de vergetelheid gehaald, boerenschuren omgetoverd tot salons de dégustation . Dat geldt ook voor Nederland, waar naast de vakantieparken de sterrenrestaurants en de boerenmarkten bloeien. En vergeet niet de lamsoor, de Zeeuwse vlegel, het Texels lam, de pruimengelei en al die Nederlandse streekproducten.
Blijft de vraag wat je moet eten op vakantie. Meedoen met de nostalgie, al is die voor een deel romantiek, en al die extra eiwitten naar binnen slurpen? Denk dan even na over het leven van de wijngaardslak, de oorsprong van de paté en welke tonijn niet bedreigd is. Doen, maar met mate, en nooit ondoordacht.
Mijn aanrader voor eten tijdens de vakantie: zoek eens naar originele plantaardige eiwitten. Vraag om lokale peulvruchten – de garbanza’s of kekererwten, rode, gele en bruine linzen, tuin- en limabonen – en eet ze met de lokale bron van granen (liever geen geïmporteerde rijst) voor een optimale combinatie van aminozuren. En zet iedere neiging tot dieet opzij: proef die heerlijke veelvuldigheid van brood, en zijn equivalenten aan deegwaren. Brood is tenslotte het meest authentieke voedsel, het oudste bewerkte voedsel, het begin van onze beschaving. Al tienduizend jaar.
Louise O. Fresco
Column NRC Handelsblad, 9 maart 2020