Eens over eten
In deze tijd van diepe verdeeldheid over fundamentele economische keuzes stemt het vrolijk dat er in ieder geval één onderwerp bestaat waarover een verbazende eensgezindheid heerst. Een onderwerp waar ook burgers in principe achter staan, waar iedere partij en iedere actiegroep mee kan scoren, dat in Europees verband goed ligt, en waar Nederland weer eens als vanouds een fraaie voortrekkersrol kan spelen. Iets wat niet controversieel is, maar wel urgent, iets van de korte en de lange termijn. Iets wat letterlijk en figuurlijk zichtbare en meetbare resultaten geeft. Kan het mooier?
Ik heb het over de aanpak van overgewicht bij kinderen. Geen ander onderwerp biedt zo voor elk wat wils. Rechts ziet direct dat dikke kinderen later minder productieve en ongezonde volwassenen worden die een grote aanslag zullen doen op de algemene middelen van gezondheidszorg en bijstand. Gezonde voeding betekent dus uiteindelijk hogere economische groei. Links beseft dat slechte voeding gerelateerd is aan sociale klasse en opleidingsniveau. Overgewicht en bijkomende complicaties resulteren in een significant lagere levensverwachting. Deze onrechtvaardige ongelijkheid moet dan ook zo snel mogelijk de wereld uit geholpen worden.
De religieuze partijen vrezen dat slechte voeding en overgewicht alles te maken hebben met de tien geboden, met zondes als onmatigheid en vraatzucht. Zorgen voor onze obese medemens is ook naastenliefde, matiging is goed voor alle terreinen van de samenleving. Voor de dieren- en milieupartijen en aanverwante groeperingen lijdt het geen twijfel dat minder eten beter voor de planeet is en alle levende wezens. D66 wil ongetwijfeld het liefst een Europees convenant tegen overgewicht en meer aandacht in het onderwijs. En zelfs de PVV kan er niet om heen dat overgewicht juist bij allochtone kinderen een groeiend probleem is – dus ook daar sparen we geld met verstandige maatregelen.
Ook steden zoals Rotterdam en Amsterdam maken zich zorgen, aangevuurd door huisartsen die steeds meer dikke kinderen in hun praktijk krijgen. Overgewicht is bovendien een onderwerp waar de Nederlandse medische en voedingswetenschap aan de internationale top staat.
Dus wat let de partijen om hier snel iets aan te doen? Sterker nog, wat heeft ze tot nu toe weerhouden om meer voor te stellen dan hier en daar wat doekjes voor het bloeden? In 2005 werd al besloten om dit onderwerp prioriteit te geven, en in de daarop volgende jaren kwam een commissie onder leiding van Paul Rosenmöller al met veel omvattende en verstandige voorstellen. Het ‘Convenant Gezond Gewicht’ was weer een voortzetting van oudere initiatieven, zoals het ‘Convenant Overgewicht’. Vanaf het begin is ook het Nederlandse bedrijfsleven betrokken geweest, van supermarkten tot voedingsindustrie. Talloze ludieke en minder ludieke acties kwamen hieruit voort: wedstrijden voor kinderen, opdrachten op scholen, voorlichtingsacties. Maar telkens blijkt het probleem hardnekkig: het aantal kinderen en volwassen met overgewicht neemt toe, niet af.
Daar zijn talloze redenen voor. We leven in een obesogene omgeving, één die door voortdurende prikkels aanmoedigt tot eten en geen aanzet geeft tot matiging. Supermarkten die aldoor open zijn, reclame voor caloriebommen, te grote porties, gemakzucht, snoepautomaten, lage prijzen – wie wil, kan zich onafgebroken volstoppen. Ook al liggen diezelfde supermarkten ook vol met groenten en gezonde of dieetproducten, en wijzen etiketten op de gezonde, ‘goede’ keuzes; ook al staat het internet vol met hulp bij afvallen. Dit zijn eerder symptomen van de obesogene omgeving dan het bewijs van het tegendeel.
Blijkbaar kunnen de tegenmaatregelen, zoals het verbieden van reclame voor snoep, voorlichting op scholen, het aanbieden van gezonde snacks, het stimuleren van sport en dagelijkse beweging daar niet tegen op. Er kan zeker nog meer gedaan worden. Geen van de partijen heeft een werkelijk alomvattend plan, en ik durf nu al te voorspellen dat de regeringsverklaring zal uitmonden in vaagheid. Maar ik denk dat het eigenlijk om iets anders gaat, wat ons nog meer zorgen zou moeten baren en waar ik geen politici over hoor.
In onze samenleving staat zelfbeheersing in een slecht daglicht. Ouders geven zelden het goede voorbeeld. Zelfbeheersing is ouderwets, geen deugd van de mondige burger. De huidige mentaliteit is één waarbij iedereen ‘recht’ heeft op emoties en deze liefst ongeremd moet uiten. Zelfbeheersing bij consumptie, van voedsel of andere dingen, wordt daar niet door aangemoedigd. De sfeer is ook dat men eisen van de samenleving maar al te graag naast zich neerlegt: te hard rijden, bij rood oversteken, op de stoep fietsen, ongerechtvaardigde claims indienen – het is allemaal normoverschrijdend getolereerd gedrag.
Afvallen is niet uitsluitend, zelfs niet voornamelijk een kwestie van zelfbeheersing en het je aan de regels houden, maar eerder van het verleiden tot de goede keuzes, dag in, dag uit. Maar er bestaat geen matiging zonder een zeker mate van zelfbeheersing, geen welvaart zonder matiging. Hoe we omgaan met voedsel is symptomatisch voor onze samenleving. Kinderen moeten daar niet het slachtoffer van worden. Zijn we het daar nu over eens?
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 4 juli 2012