Een klimaat van vertrouwen

Stel dat in 2003 de winning van schaliegas in de VS op het huidige niveau geweest was, zou het land dan aan de oorlog met Irak zijn begonnen? Het veiligstellen van de Amerikaanse energievoorziening was een belangrijk motief voor die oorlog. Nu, tien jaar, 60 miljard dollar en ruim vierduizend dode Amerikanen later, alsmede onbeschrijflijke humanitaire en economische schade in Irak zelf, stel ik die vraag om twee dingen aan de kaak te stellen: hoezeer opportunisme politieke besluiten drijft, en hoe onvoorspelbaar de vraagstukken over energie en klimaat zijn. Immers, de verwachting is dat over tien jaar schaliegas de VS volledig onafhankelijk van het Midden-Oosten zal maken, waardoor een oorlog met Irak nu onnodig zou zijn.

De vergelijking met Irak gaat mank, maar opportunisme en onzekerheid zijn ook de assen waarlangs de huidige Nederlandse besluitvorming over energie en klimaat zich beweegt. Vanaf volgende maand zullen namelijk de resultaten bekend worden van het door 830 wetenschappers geproduceerde vijfde Assessment Report (AR5) van het IPCC (klimaatpanel van de VN), te beginnen met het eerste rapport over de geobiofysische factoren, zeg maar de harde klimaatwetenschap. In de maanden tot maart 2014 komen dan rapporten over aanpassingen en manieren om het klimaat om te buigen, gevolgd door de synthese voor beleidsmakers. Ik wil niet de merites van het IPCC en deze rapporten bespreken. Voor de transparantie: ik was bij de zogenoemde scoping (richtinggevende) meeting voor AR5 in 2009, was lid van de recente onafhankelijke evaluatiecommissie van het IPCC en ben lid van de SER waar het energieakkoord nu is afgerond (schaliegas valt daar overigens niet onder). Waar het me om gaat is hoe landen en de internationale gemeenschap omgaan met klimaat en energie, nu het Kyotoprotocol op een zijlijn staat, en schaliegas en nieuwe voorraden van fossiele brandstoffen het invoeren van alternatieve energie bemoeilijken. Ook blijven er hardnekkige twijfels over de economische haalbaarheid van windenergie, de rol van kolen en de opslag van CO2. AR5 is een mijlpaal, omdat voor 2020 zeker geen nieuwe synthese geproduceerd wordt.

Met AR5 moeten we het dus doen. Dat zal politici niet makkelijk vallen. Want telkens weer klinkt de roep om nog meer onderzoek, en als onderzoekers met resultaten komen, is de reactie altijd hetzelfde: ‘Rupsje Nooitgenoeg’. Publiek en politiek eisen zekerheid, en dat kan de wetenschap niet bieden, in ieder geval niet bij zulke complexe lange termijnprocessen als het klimaat en de menselijke invloed daarop. Wat we nu al weten uit AR5 is dat, hoewel de snelheid van opwarming van de aarde in het laatste decennium is afgenomen, het uiterst waarschijnlijk is dat meer dan de helft van de opwarming sinds 1950 te danken is aan menselijke invloed. Zo’n constatering geeft echter weinig handvaten om te beslissen welke maatregelen economisch verantwoord zijn. Om maar te zwijgen over de positieve effecten van hogere CO2-gehaltes voor plantengroei en de grote variatie tussen verschillende delen van de aarde.

Politiek is beslissen en vooruitzien in tijden van onzekerheid op basis van de beste beschikbare kennis. Het is niet wachten op zekerheid of consensus, noch het nemen van schijnmaatregelen. Over het klimaat en of en hoe de mensheid kan ingrijpen, zal waarschijnlijk in de komende decennia geen consensus worden bereikt. Toch moeten we door, ook al weten we niet alles.

Politici hebben niet alleen de taak beslissingen te nemen, ze moeten ook gesteund worden door de bevolking. Draagvlak is zeker niet hetzelfde als consensus. Draagvlak betekent dat er voldoende vertrouwen is dat politici ondanks alle onzekerheid de beste keuzes maken, en bereid zijn daar de verantwoordelijkheid voor te nemen, inclusief de persoonlijke consequenties. Juist dat is wat er op het moment ontbreekt. De perceptie van de bevolking is dat het de politiek uitsluitend om electoraal gewin op de korte termijn gaat. Dit gebrek aan vertrouwen wakkert het verzet tegen allerlei maatregelen en de voortdurende roep om meer onderzoek aan. We zien dit nu bij de besluitvorming over schaliegas. Wat zou er in principe tegen proefboringen kunnen zijn? Vooruitgang is toch altijd een kwestie geweest van experimenteren en leren van fouten? Als de Nederlandse geologische en demografische situatie inderdaad uniek is, dan is dat een valide argument voor een proef. Het verzet tegen boringen is echter ongemeend fel, zo wordt de vergelijking al getrokken met Tsjernobyl. De enige reden die ik kan bedenken, is dat men de politiek dermate weinig vertrouwt dat men aanneemt dat proefboringen ondemocratisch tot de grootschalige winning van schaliegas leiden. Vandaar de vergeefse roep dat wetenschap zekerheid moet bieden en de beschuldigingen van ‘broddelwerk’.

De kans dat we over tien jaar meer weten van schaliegas en de opwarming van de aarde, is bijna honderd procent. Politieke wijsheid betekent dat je nu zo besluit dat je toekomstige keuzemogelijkheden vergroot en tegelijk geen schade doet aan toekomstige generaties. Daarbij hoort een zorgvuldige proefboring met de bereidheid daaraan negatieve of positieve consequenties te verbinden.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 28 augustus 2013