MENU

Een afgegleden maar onmisbaar ministerie

Een afgegleden maar onmisbaar ministerie

In een tijd waarin Nederlands belang makkelijk wordt verengd tot commerciële voordelen en nationalisme in al of niet verhulde vorm hoogtij viert, hebben we behoefte aan een krachtig ministerie van Buitenlandse Zaken en een scherp buitenlands beleid, gestoeld op brede publieke steun. Helaas is er veel wat op het tegendeel wijst. Deze krant gaf onlangs nog een analyse van het interne ongenoegen op het ministerie: de degradatie tot inwonende partij in een inadequaat gebouw, straffe bezuinigingen, bureaucratie en het gebrek aan diversiteit vooral wat betreft migratie-achtergrond. Resultaat: uitholling van expertise en mogelijk ook motivatie.

Externe veranderingen hebben rigoureuze effecten op het gezag en de rol van ‘BZ’. Mogelijk was 9/11 het begin van een kentering. Die aanval toonde aan dat zogenoemde non-state actors onvoorspelbare en dramatische invloed hebben op geopolitieke verhoudingen. Onderhandelen met staten blijkt te beperkt, vooral omdat juist ‘failed states’ crises veroorzaken waar terroristische groepen van profiteren.

In deze eeuw maakte vervolgens het optimisme over het einde van de Koude Oorlog en handelsliberalisering plaats voor internationale bezorgdheid over duurzame ontwikkeling. In het besef dat mondialisering ook te ver kan gaan blijken staten veelal machteloos. Grote bedrijven en ongebonden kapitaal domineren steeds meer de internationale relaties. De verschuiving van de morele poot – ontwikkelingssamenwerking – naar een pragmatisch programma voor buitenlandse handel en ontwikkeling, was een logisch antwoord, maar niet een substituut voor een nieuw BZ.

Er gebeurt nog meer dat Buitenlandse Zaken dwingt tot herbezinning. Steden en provincies sturen missies naar Beijing of Californië dat het een lust is. Andere ministeries breiden hun internationale programma’s uit, evenals niet-gouvernementele organisaties. Nederlandse bedrijven werken bijna altijd internationaal, ook het mkb. En niet het minste punt, Europa’s lidstaten treden, zeker in multilateraal verband, steeds meer als een groep op. Voor een apart beleid is weinig ruimte. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Canada en Noorwegen, kiest Nederland niet voor gespecialiseerde niche-diplomatie. Van een buitenlandspecialist tot primus inter pares tot ondergefinancierde en slecht bezette coördinator lijkt de rol van BZ steeds meer af te kalven.

Deze constateringen zijn niet nieuw. Al enkele jaren liggen er twee verstandige rapporten over de toekomst van Buitenlandse Zaken en de diplomatie van respectievelijk de WRR en de commissie-Docters van Leeuwen. Maar het lijkt alsof het onderwerp maar niet wil leven. Niet in de politiek, niet in de samenleving. Ophef over de woorden van ministers is iets anders dan werkelijk inzicht in de noodzaak te investeren in een nog steeds onmisbaar ministerie. Laten de velen die zich graag deskundig achten beseffen dat diplomatie een vak is dat kennis vereist van de lange termijn en de golven van de geschiedenis. Die kennis is weliswaar niet het monopolie van BZ, maar daar moet absoluut de kern liggen van de expertise van buitenlandse betrekkingen. Wel vereisen de complexe geopolitieke vragen zoals klimaat of handelspolitiek diplomaten die ook technische vakkennis hebben.

In een post-truth samenleving ligt beïnvloeding van de publieke opinie op de loer. Iedere Nederlander heeft een mening over buitenland en buitenlandse politiek. Informatie en desinformatie over het buitenland komt via een veelheid aan kanalen tot burgers, razendsnel en steeds vaker via bewuste manipulatie. Een sterk ministerie van Buitenlandse Zaken is essentieel in een verwarrende wereld, en niet alleen vanwege de broodnodige economische diplomatie. Het betekent ook een binnenlandse taak voor diplomaten. Richt de aandacht daarom mede op de generatie van millennials voor wie een internationale blik vanzelfsprekend is.

Louise O. Fresco
Column NRC handelsblad, 13 augustus 2018