MENU

Economie en ecologie, elkaars aartsvijanden?

In het publieke debat zijn ecologie en economie tegenwoordig elkaars aartsvijanden. Logisch is dat niet, het zijn immers twee kanten van dezelfde medaille. Economie en ecologie delen dezelfde etymologische wortel, eco, van oikosoftewel huis(houden) in het Grieks. Ecologie, de kennis van het huis; economie, de wetten van het huis: onze planeet. Van huishouden tot nationale en wereldeconomie, van genoom, soort tot bodem- en klimaatzones in ecosysteem aarde.

In het standaardwerk Systems Ecology van H.T. Odum komen menselijke systemen pas helemaal aan het eind, want zo ligt het in de evolutie. Dat de mensheid dankzij razendsnelle ontwikkeling van aantallen en technologie alle ecosystemen op aarde is gaan domineren is even onmiskenbaar.

Maar mede dankzij de verstedelijking heeft zich een romantisch beeld gevestigd waarin de natuur wordt gesimplificeerd tot het harmonieuze en pure – dat op een verschrikkelijke wijze vernietigd wordt door de mensheid die daar geen onderdeel meer van uit lijkt te maken. Het huidige idealiseren van de natuur leidt tot een patstelling waarbij economie staat voor blind winstbejag, ecologie voor het wanhopig beschermen van ecosystemen.

Het terrein waar het faliekant misgaat is het begrip groei. Zo wordt er enerzijds gretig beweerd dat het tijd is economische groei af te schaffen. Postgroei, noemt Greenpeace het; antigroei, zei al decennia geleden de Franse denker Jacques Attali. Economen gooien olie op het vuur door te zeggen dat er zonder groei geen geld is om natuur te beschermen. Het begrip wegdenken is dan ook onzin. Organismen groeien om zich te kunnen voortplanten, een bos groeit aan door zonlicht optimaal om te zetten. Economieën groeien om de bevolkingstoename op te vangen, daarna door veranderingen in consumptiepatronen.

De bedoeling van Attali en anderen is ondertussen wel duidelijk: onvoorziene negatieve effecten een halt toeroepen. Het is alleen een denkfout om te verwachten dat groei zonder ecologische en sociale kosten bestaat. Groei kun je niet afschaffen, wel corrigeren, bijvoorbeeld door belastingen op vervuiling, stimuleren van innovatie en anticiperen op mogelijke toekomstige schade. Net zo goed is het een denkfout dat groei op zichzelf iets oplost.

Groei meten is lastig. In een bos kun je de kubieke meters hout schatten, in een economie de goederen en diensten. In beide gevallen mis je van alles. Neem de standaardmaat waarmee we landen vergelijken, het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking. Dat zegt alleen iets over de jaarlijkse stroom van goederen en diensten, niets over voorraden. Olierijke Golfstaten hebben een zeer hoog inkomen per hoofd, dankzij hun fossiele brandstoffen. Maar die zijn eindig. Infrastructuur bouwen waarbij bossen gekapt worden telt positief mee in het bbp, maar is een ecologische kostenpost.

Hoe tel je ecologische waarden bij het bbp? In 1997 schatte de ecologische econoom Robert Costanza de waarde van de ‘diensten’ van het totale natuurlijke kapitaal op 33 biljoen dollar per jaar. De schade zou dus navenant zijn. Dat stuitte op verzet: van ecologen die geen prijskaartjes aan de natuur willen hangen, van economen die vinden dat je dan geen rekening houdt met hoe andere soorten ecologische functies kunnen overnemen en hoe technologie ook positieve effecten kan hebben op ecosystemen.

Ecologisch en economisch verantwoorde ontwikkeling ontstaat waar natuurlijk kapitaal zoals olie via de markt wordt omgezet in andere vormen van kapitaal die rekening houden met het milieu en de kwaliteit van leven, inclusief de natuur, verbeteren. Of als huishoudens inkomen omzetten in minder vervuilend vervoer en meer opleiding. Dat is waar het gesprek over ons ‘huis’, de planeet met al haar bewoners, moet gaan.