De oorlog tegen de onwetendheid
Ongeveer op het moment dat u deze krant uitvouwt, spreekt Barack Obama zijn inauguratietoespraak uit. Met ongekende gretigheid hebben intellectuelen binnen en buiten de VS de afgelopen weken gespeculeerd over wat Hij zou moeten zeggen en hoe Hij het zou kunnen zeggen. Ik ben niet van plan daar op de valreep nog iets aan toe te voegen. Natuurlijk zal hij het hebben over de kracht van de Amerikaanse samenleving, de economie, Irak, Afghanistan, het Midden-Oosten, energie en dergelijke, min of meer in die volgorde. Het blijft even afwachten hoe expliciet hij zal kunnen zijn over Guantánamo of het Kyoto-protocol. Verder ligt het voor de hand dat Obama de onzinnige term war on terror definitief afschaft en daarmee laat zien dat vormen van terrorisme niet, ongeacht hun doel, over een kam te scheren zijn.
Er is echter een belangrijke strijd waar hij naar alle waarschijnlijkheid niets of heel weinig over zal zeggen. En dat is wat ik de war on ignorance zou willen noemen, de strijd tegen de onwetendheid, een strijd die nog nauwelijks is begonnen maar in het Westen alleen belangrijker kan worden.
Onwetendheid bestaat uit onschuldig onbegrip en moedwillige onwetendheid. Het eerste is het gevolg van een gebrek aan opleiding of basiskennis, waardoor het onmogelijk is zich een mening te vormen over complexe vragen zoals klimaatverandering of het ontstaan van kanker. Wie geheel of gedeeltelijk ongeletterd is, heeft geen onafhankelijke referentie, en kan niet anders dan de eerste beste mening geloven. Het internet en vooral de televisie stimuleren vooroordelen door naar hartelust halve waarheden en hele onwaarheden te propageren – of het nu moderne kruidenvrouwtjes of de ‘middeleeuwse’ islam betreft.
Het zélf kennis kunnen nemen van verschillende visies en op grond daarvan een eigen mening vormen, is de basis van ieders actieve deelname in de samenleving. Vandaar dat de strijd tegen functionele ongeletterdheid, overal ter wereld, zo belangrijk is.
Maar het is de moedwillige onwetendheid, de geestelijke luiheid van mensen die zich beter zouden kunnen en moeten informeren, die mij beangstigt. Het spook van de irrationaliteit waart door de wereld. Ook mensen met een voortgezette opleiding blijken een hang naar het exotische niet-rationele te hebben. Je weet maar nooit, is de redenering, misschien zit er toch wel ‘iets’ in magnetische armbanden of sterrenbeelden. Dus past het om niet in toeval te ‘geloven’, want het heeft vast een diepere betekenis als twee dingen tegelijkertijd plaatsvinden, en alles heeft zin als je er maar oprecht naar zoekt, enzovoorts. De volgende stap is om wetenschappelijke kennis te relativeren en te wantrouwen. Dergelijke onwetendheid is niet alleen een kwestie van gebrek aan inzicht in techniek, ordes van grootte of simpele kansberekening, maar zeker ook een afwezigheid van de geesteswetenschap, van begrip van geschiedenis, kunst en staatsvormen, markt en schaarste. Weten welke grote vragen iedere samenleving weer opnieuw onder ogen heeft moeten zien, biedt perspectief en relativering.
Bewuste onwetendheid bestaat in alle geledingen. Politici beslissen graag zonder te wachten op een gedegen analyse. De fouten die zijn gemaakt rondom de overhaaste beslissing tot verplichte bijmenging van biobrandstoffen zijn daarvan een voorbeeld, net als het langdurige moratorium op genetisch gemodificeerde gewassen in Europa. Of het opnieuw doen van onderzoek over de relatie tussen hoogspanningsleidingen en leukemie, omdat de bevolking het gevoel heeft dat er toch een relatie moet zijn, ook al is al keer op keer aangetoond dat dat niet zo is.
Dat burgers hun heil blijven zoeken bij horoscopen en andere door de Vereniging tegen de Kwakzalverij ernstig afgeraden vormen van bijgeloof, is één ding. Maar zorgwekkend wordt het als de politiek toegeeflijk wordt tegenover gevoelens in die gevallen waarin overtuigend bewijs van het tegendeel voorhanden is. Daarmee wordt onwetendheid als legitieme attitude alleen maar bevestigd. Natuurlijk doen onderzoekers, onder druk van de hang naar publiciteit en fondsen, daar van harte aan mee door met ieder klein feit naar buiten te komen, alsof het een definitief oordeel betreft. Het gaat mij ook niet om de tegenstelling tussen wetenschap en samenleving, maar om het bestrijden van tendensen die onwetendheid in stand houden.
Paradoxaal genoeg zijn het de landen die het meest geprofiteerd hebben van wetenschappelijke kennis die er nu het meest ambivalent tegenover staan. Dat geldt voor de Verenigde Staten, het land dat nog steeds de beste universiteiten en onderzoekers herbergt. Nog paradoxaler, het zijn juist de hoogst opgeleide klassen die de grootste argwaan lijken te hebben. In California, bakermat van nieuwe technologie, kun je mensen tegenkomen die denken dat kunstmest gif is. Dit staat in schril contrast met de opkomende grote economieën, zoals China, India en Brazilië, waar wetenschappelijke kennis een veel stabielere status heeft. Daar is nauwelijks sprake van de merkwaardige inconsistentie dat mensen enerzijds hun voordeel doen met moderne technologie en terug willen naar een geromantiseerd pretechnologisch verleden. Kennis is daar een vanzelfsprekende voorwaarde voor economische vooruitgang en vormt er geen tegenstelling mee.
Obama begint veelbelovend. Hij heeft vooraanstaande wetenschappers benoemd op sleutelposities. Hopelijk kan hij met dat team de uitdaging aan van de grootste moedwillige onwetendheid van onze tijd: het in de VS wijdverspreide creationisme. Het toelaten van creationisme leidt tot een hellend vlak van het onvoldoende scheiden van wetenschappelijke bewijsvoering en politieke manipulatie, en het ter discussie stellen van wetenschappelijke methoden. Het is heel veel gevraagd van Obama, overbelast als hij is met de verwachtingen van zovelen, maar ik hoop dat hij zich ook in de war on ignorance een leider kan betonen.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 20 januari 2009