De oogst van deze zomer
Augustus is in Nederland traditioneel de oogstmaand, al betekent dat voor de meeste mensen niets meer. De zomer is ons lief, niet om de velden met golvend graan, maar om het strandplezier en de jaarlijks toenemende parade van boten en vertier. Dit is het seizoen waarin we ons verpozen, om er straks ‘weer tegenaan te kunnen’. We rekenen in de oogstmaand vanzelfsprekend op zon, en mopperen als het een dagje regent. Maar dat hoort erbij, zoals Staring al dichtte in zijn Oogstlied: „Zachte regen daalde,/Vriendlijk zonlicht straalde /Mild op halm en aar.”
In Nederland, waar het klimaat gematigd is, en nog veel meer mild en vriendelijk kan zijn, was het grotendeels mooi weer, maar elders was het op plaatsen verschrikkelijk. Door hevige regenval traden rivieren buiten hun oevers en stroomde het onbeschermde lage land onder. In Pakistan, waar in 24 uur net zo veel regen viel als in vier tot vijf maanden in Nederland, zijn zestien tot twintig miljoen mensen gevlucht voor de vloed. Ze lieten hun huizen en vee achter en verblijven nu in modderige kampen – als ze geluk hebben. Zeven miljoen mensen hebben onmiddellijke voedselhulp nodig. Ook in Polen en delen van Duitsland kwamen opnieuw mensen om bij overstromingen, en eerder werd China door modderstromen geteisterd.
De zomer op het noordelijk halfrond is nog niet voorbij, maar het was er een van grote tegenstellingen. In Rusland richtten hitte, droogte en branden, de ergste in vele decennia, grootschalige schade aan. Ook Oekraïne en Kazachstan werden getroffen door ongekende droogte. Het is te vroeg om de weersomstandigheden toe te schrijven aan door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen. Of het gaat om incidentele fluctuaties of een trend zal onderzoek ooit uitwijzen. Het heeft geen zin om de gebeurtenissen als bewijs van de ene of andere stelling over het klimaat op te voeren.
Waar geen verschil van mening over bestaat, zijn het gebrek aan preventie en de volledige incompetentie van overheden om de gevolgen op te vangen. Keer op keer moeten we weer leren dat voorkomen beter is dan genezen en dat adequate opvang na rampen vele levens redt. Als een logisch gevolg van bevolkingsgroei en het in gebruik nemen van risicovolle gebieden, worden natuurrampen vernietigender (en ze lijken ook frequenter en erger omdat we er meer beelden van zien).
Het menselijk leed en het verlies aan infrastructuur daar zijn erg genoeg, maar wat ons in deze oogstmaand moet bezighouden, zijn de effecten op de landbouw en de voedselprijzen. Mondiaal gaat het allereerst om Rusland, Oekraïne en Kazachstan, de grote graanschuren van de wereld. Maar ook in Azië zijn belangrijke productiegebieden zoals de lagere Indusvallei en de Yantze getroffen, waardoor lokaal grote prijseffecten kunnen ontstaan. Het Russische exportverbod op graan zal vooral landen buiten Europa treffen, die dit jaar extra moeten inkopen.
Niettemin is er op dit moment geen reden om te vrezen voor een nieuwe voedselcrisis, aangezien we net twee meer dan gemiddeld goede jaren achter de rug hebben. De algemene vooruitzichten voor de Europese graanoogst zijn bovendien gunstig. Wel slinken de voorraden en dat veroorzaakt nu al een zeker berekenend inkoop- en verkoopgedrag, net als in 2007-2008. Toen echter waren de hoge voedselprijzen het gevolg van allerlei factoren, niet alleen van droogtes, maar minstens zozeer van onjuiste politieke maatregelen, zoals exportrestricties, braaklegging, subsidies voor biobrandstoffen en van speculatie. Vlees zal wellicht iets duurder worden, brood waarschijnlijk minimaal – al zullen we er in het bevoorrechte Nederland nauwelijks iets van merken.
Dat is anders in de rest van de wereld. Stijgende voedselprijzen hebben grote gevolgen voor de armste 1,2 miljard mensen. In onze euforie over de opkomst van Azië vergeten we makkelijk dat alleen al in India meer arme mensen leven dan in heel Afrika. Iedere halve procent stijging van de voedselprijzen maakt voor hen werkelijk verschil. Overigens is het verhaal van de graanprijzen ingewikkeld, want de verhoging ervan is juist weer gunstig voor boeren, die dan meer kunnen investeren in het moderniseren van hun productie. Als Afghaanse boeren bijvoorbeeld meer geld krijgen voor hun tarwe, zijn de pogingen kansrijker om hen te laten afzien van het verbouwen van papaver (grondstof voor opium en heroïne).
Ondertussen zijn de wereldleiders allang hun belofte vergeten, vorig jaar tijdens de G8-top, om 22,5 miljard ter beschikking te stellen om chronische honger te bestrijden. Daarin zijn ze overigens geen haar beter dan de Afrikaanse landen die al jaren geleden in Maputo beloofden 10 procent van hun nationale begroting aan voedselproductie te besteden.
Hopelijk hoeven we niet te wachten op een nieuwe scherpe stijging van de prijzen om iedereen wakker te schudden om meer te investeren in de toekomstige voedselvoorziening. Wellicht hebben de dramatische beelden van brandende tarwe in Rusland meer effect dan die van huilende kinderen.
In Nederland gaan we ondertussen nog even door met vakantie vieren. „Blijf varen;/Gewiegd op de hupplende baren,/In ’t zonlicht van voorspoed en vree!”
P.S. voor de boze brievenschrijvers: als ik aandacht vraag voor het lot van vele honderden miljoenen mensen elders, betekent dit niet dat ik kritiekloos pleit voor meer ontwikkelingshulp of u uw vakantie misgun. Maar wie de ogen sluit voor de honger en armoede in bijvoorbeeld Pakistan omdat we eerst maar eens wat moeten doen voor Nederland, begrijpt niet dat Nederland en Pakistan onderdeel vormen van dezelfde wereld.
Dat besef, en de vertaling ervan in nieuwe vormen van internationale samenwerking, is de stresstest voor een nieuw kabinet, van welke signatuur dan ook.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad 17 augustus 2010