MENU

De ontdekking van Nederland

De ontdekking van Nederland. Vier eeuwen landschap verbeeld door Hollandse Meesters (door Henk van Os en Louise O. Fresco) gaat over de esthetische ontginning van Nederland door de schilderkunst. Het vlakke land met zijn rivieren, drassige landbouwgronden afgewisseld met stukken bos en daarboven altijd wisselende Hollandse luchten, wordt getransformeerd tot kunst. Wie natuur inlijst, ontsluit haar daarmee voor schoonheidsbeleving. Er is geen land ter wereld waar kunstenaars zo vroeg de eigen omgeving tot een oord van schoonheid maakten.

Henk van Os laat door middel van een substantieel aantal meesterwerken zien hoe op den duur vrijwel heel Nederland in beeld werd gebracht en daarmee door kunstenaars toegankelijk werd gemaakt en ontsloten. Hij betoogt dat de schilders van landschappen er niet zijn om te schilderen wat de kijker mooi vindt, maar dat de kijker door het kunstwerk van het landschap leert zien en mooi gaat vinden. Soms worden de schilderijen zelfs genomen als uitgangspunt: zo zou dit landschap eruit moeten zien!
Of dit een rol speelt in het behoud van onze Nederlandse natuurmonumenten onderzoekt Louise Fresco in haar essay.

Met werken van o.a. Hendrik Chabot, Jacob Maris, Anton Mauve, Charles Rochussen, Jacob van Ruysdael, Jan Toorop en Jan Hendrik Weissenbruch.

De oorspronkelijke versie van deze tekst is afkomstig uit:

De ontdekking van Nederland, Vier eeuwen landschap verbeeld door Hollandse meesters, Henk van Os i.s.m. Huigen Leeflang en Jenny Reynaerts, Nai Uitgevers Rotterdam, 2008. De tekst is met toestemming van de auteur aangepast ten behoeve van deze publicatie.

Prof. dr. ir. Louise O. Fresco is universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied de grondslagen van duurzame ontwikkeling in internationaal perspectief

Door Louise O. Fresco

In 2008 stelde Prof. Dr. Henk van Os in het kader van de Internationale Triënnale Apeldoorn de tentoonstelling ‘De ontdekking van Nederland’ samen. Voor deze tentoonstelling heeft hij een selectie van schilderijen gemaakt uit musea uit de hele wereld.
De ontdekkingsreis begint in 1614 en eindigt in 1944.

Het Nederland dat zijn contouren krijgt aan de hand van deze ontdekkingsreis is een bijzonder land. Het is geen land van dramatische rotspartijen, verlaten vlaktes, woeste rivieren of ondoordringbare naaldbossen. Hier en daar maken de lage horizon en de grote ruimte van het platte landschap de mens klein, maar hij wordt nergens nietig. Op veel schilderijen treffen we onmiskenbare tekenen van menselijke activiteit: er grazen koeien en molens torenen majestueus uit boven het landschap. Zonder uitzondering stralen alle schilderijen rust en zelfvertrouwen uit. Het is een veilig landschap, waar de bomen vaak roerloos staan en het zonlicht in parallelle banen valt, zodat intieme doorkijkjes ontstaan. De natuur boezemt ons geen angst in: landschap en stad zijn nauw verweven. Zelfs in gezichten op steden is het agrarische altijd dichtbij.

Dit Nederland wordt bewoond door mensen die weten dat zij de natuur zelden hoeven te vrezen en vaak zelfs domineren, want het landschap zelf is grotendeels door mensenhanden gemaakt. We zien boerderijen en huizen, dijken en greppels, paarden, koeien en schapen, aangeplante bomen en keurige graslanden. De velden vormen afwisselende stroken groen. Dit is het land van de menselijke maat. Een land ook van water en van lucht – hoe kan het anders -, maar vooral van functioneel water: afwateringssloten en kanalen en rivieren die voor transport worden gebruikt. In het land van de menselijke maat is alles de mens goed gezind. De luchten zijn hoog maar niet overweldigend, met wolken die geen onweer maar eerder milde regen voorspellen. Zelfs de zee, onze aartsvijand, is bijna altijd kalm, net als de rivieren.

Het Nederlandse landschap dat wij aan de hand van Henk van Os ontdekken is bijna zonder uitzondering een agrarisch landschap.(1) Het is een landschap van boeren, dat zich in de loop van de tijd ontwikkelt naar een landschap van steden die verknoopt zijn met het platteland.

Wat we zien op deze ontdekkingstocht door Nederland zijn in feite cultuurlandschappen, zoals men ze noemt ter onderscheiding van de ongerepte natuur. Meer dan in welk ander land dan ook is in Nederland het landschap het product van menselijk handelen, van het veroveren en vervormen van natuurlijke ecosystemen ter wille van de overleving van de mens. God schiep de wereld, maar de Nederlanders maakten Nederland. De oorspronkelijke vegetatie van Nederland was een gesloten, gematigd bladverliezend loofbos, met eiken, linden, essen, iepen en beuken.

Dat oerbos zien we op geen enkel schilderij, alleen hier en daar herinneren een paar oude eiken, of een bosje, aan wat ooit bos geweest moet zijn. De afwezigheid van het oerbos is het gevolg van de landbouw. Uit pollenonderzoek (2) weten we dat het oorspronkelijke bos langzaam begon te verdwijnen vanaf 5000 jaar geleden, doordat de mens het bos open kapte om weiden en akkers aan te leggen. Als de boer zich tijdelijk weer terugtrok en ook het vee verdween van de weiden, kwam het bos spontaan weer terug. Maar in de loop van de tijd, juist door het beweiden van de bossen
– het begrazen en vertrappen van de jonge zaailingen – werd uiteindelijk de kans op herstel steeds kleiner.

Daardoor ontstonden parkachtige landschappen, met hier en daar restjes bos. Door nog intensiever grondgebruik degradeerde dit parklandschap tot grasland en heide, vooral op natte of zandige gronden (waar zelfs grote verstuivingen ontstonden). Die intensivering betekende niet alleen het begrazen en het kappen van hout en riet, maar ook het gebruiken van de vruchtbare bovenlaag van de bos- en heidebodem om boerenland elders te verrijken, waardoor de typische hooggelegen essen of engen ontstonden, een typisch Nederlandse traditie. Dat diverse, open landschap met parkachtige stukjes, vruchtbare velden, weides en heide kent een grote rijkdom aan flora en fauna. Die biologische diversiteit is dus, om het oneerbiedig te zeggen, een onbedoeld bijproduct van de landbouw. De landbouw en in het algemeen het gebruik van land en water (bijvoorbeeld ook voor veenafgravingen en bemalen) heeft een aantal nieuwe leefomstandigheden voor planten en dieren gecreëerd. Een bijproduct van grote esthetische waarde: het landschap van ‘De ontdekking van Nederland’ .(3)

Wat de schilders ons tonen is een ten diepste agrarisch landschap, op menselijke maat, een veilig parkachtig decor waar de mens niet zijn nietigheid ervaart, maar eerder zijn verbondenheid met alles om hem heen. Het zijn juist deze landschappen (het rivierengebied met zijn ruime zichtlijnen, de verstilde heidevelden en de knusse beekdalen) die vanaf het begin van de twintigste eeuw de toetssteen zijn geweest van de opkomende natuurbescherming. Juist toen in de loop van de negentiende eeuw de verstedelijking op ongekende schaal onmiskenbare veranderingen teweegbracht, werden er opvallend vaak rurale en ‘natuurlijke’ landschappen geschilderd. In ieder geval is een aantal markante landschappen waarin de agrarische elementen van belang zijn afkomstig uit de negentiende en begin twintigste eeuw.

De landschapschilders gaven de  vanzelfsprekendheid van het agrarische landschap een eigen schoonheid. Zo bereidden zij de weg voor een nieuw bewustzijn van het landschap als iets dat bewaard moest worden. Zij waren mallenmakers, zoals Henk van Os zegt: zij legden letterlijk een lijst rondom de natuur. Zo kunnen wij niet alleen de schoonheid van de natuur beleven, maar presenteren zij deze ook als waarde op zich. Omdat deze waarde beschermd moet worden, ontstond het begrip ‘natuurbescherming’.

Al snel werd duidelijk dat niet alleen de ‘ruige’, ogenschijnlijk ongebruikte natuur beschermd moest worden,(4) maar juist de overgangsgebieden tussen landbouw en ruigte, tussen bos en weiland, tussen heide en beekdal. In dat typisch Nederlandse parklandschap dat door zijn ecologie van geleidelijke overgangen (tussen nat en droog, vruchtbaar en onvruchtbaar, brak en zoet, uit of juist in de wind) een grote diversiteit aan soorten herbergt. In de loop van de twintigste eeuw is het begrip natuurbeheer verder uitgebouwd en verfijnd.

 

Perifere recreatiegebieden, Marcel Reijerman, olieverf op linnen, 90 x 140 cm courtesy: Galerie Wit Wageningen, Kunstland expositie over verhalen en herinnering 2008

Niet alleen zou de natuur beschermd worden, maar waar deze al verdwenen was moest natuurbouw gepleegd worden, een begrip dat aangeeft dat wij natuur ook bewust kunnen creëren en planmatig ontwerpen. Daarbij kwam een toenemende kritiek op de rol van de landbouw als vernietiger van natuurwaarden. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zijn vele van deze cultuurlandschappen verdwenen door schaalvergroting, intensivering en rationalisering van het boerenbedrijf: een proces dat zijn landschappelijk hoogtepunt vond in de ruilverkavelingen van de jaren zeventig. Dat creëerde een merkwaardige en in zekere zin tragische paradox: dezelfde landbouw die in hoge mate verantwoordelijk was voor het ontstaan van gewenste cultuurlandschappen vernietigde deze ook.

Er ontstond een heftige discussie, die tot vandaag voortduurt, over wat de oorspronkelijke natuur van Nederland dan eigenlijk was: hoorden daar de grote grazers en het damhert bij en ook de naaldbomen die van huis uit – na de laatste ijstijd – hier niet voorkwamen? Kan en moet de landbouw een rol spelen in het handhaven van het landschap? Dit laatste is gemeengoed nu de ‘ecologische diensten’ van de landbouw door de Europese Unie erkend en beloond worden.

En hoe zal het verder gaan met onze beelden van de natuur? Volgens een recente enquête vinden jongeren de natuur saai. Bos en hei zijn hoogstens een plek om te crossen met een motor en desnoods kan een stadspark als ontmoetingspunt enige genade vinden in hun ogen (5). Anderen roemen de toename van het aantal golfbanen als een zegen voor de natuur. In de schilderkunst zijn ze nog niet vertegenwoordigd, maar ooit zou ik de landschappen van ‘De ontdekking van het Nederland van de 21ste eeuw’ willen zien. Want, vrij naar Simon Schama (6): een landschap is het doek waarop wij onze obsessies en idealen over de natuur projecteren. De landschapschilders zijn degenen die ons daarvoor de vormen aanreiken, nu en in de toekomst.

Wat het ijkpunt voor de oorspronkelijke natuur is zal altijd wel de centrale vraag voor de natuurbescherming blijven. Ecologen blijven daarover verdeeld. Maar voor bijna alle Nederlanders valt de schoonheid van de natuur samen met het kleinschalige agrarische landschap, met afwisselende hoge en lage vegetatie, bosjes en bos. Dat is het ideale beeld dat keer op keer bevestigd wordt in enquêtes: de Nederlander wil koeien in de wei zien, met knotwilgen en rietgekapte boerenhoeves en hier en daar een gebied met zandverstuivingen en bloeiende heide. Dat is het beeld dat zich in ons collectieve geheugen heeft vastgezet, in hoge mate dankzij onze landschapschilders.

Dat beeld is overigens veel ouder dan de periode van het ontstaan van de natuurbescherming. Vanaf 17de eeuw is ons dominante beeld dat van het arcadische agrarische landschap dat rust en zelfvertrouwen uitstraalt, waar de mens zich veilig weet in de intimiteit van koeien, bomen en hoeves omdat de natuur ons welgezind is. En omdat uiteindelijk in Nederland, in het landschap en anderszins, de menselijke maat de maat der dingen is.

NOTEN

  • De zeegezichten zouden daarop een uitzondering kunnen vormen, zij het dat de offciële internationale definitie van ‘landbouw en agrarisch’ ook de visserij
  • We weten dat vooral uit de verhouding tussen de zaden van grasachtigen en boomsoorten, die een zeer sterk overwicht van bomen laat zien, ook op nattere gedeeltes, die nu soms als ‘natuurlijke’ weides worden
  • Sinds de jaren tachtig is intensief onderzoek gedaan naar de evolutie van het landschap in Nederland. De hierboven beschreven gang van zaken is uiteraard veel te simpel, omdat de opeenvolging van gras en struiken en bos zich voortdurend herhaalt (en bijvoorbeeld beïnvloed wordt door de verspreiding van zaden door vogels en de rol van grote grazers) en niet altijd uitsluitend door de landbouw wordt Maar van belang is hier dat onze perceptie van de rol van de landbouw en grondgebruik door de mens in het algemeen doorslaggevend is in de visie op wat natuur is.
  • Zoals ik hierboven aantoonde, was bijna al die natuur ook aan menselijke invloed onderhevig, zelfs het Naardermeer al was dat toen nog niet
  • Onderzoek van Staatsbosbeheer waarbij opvalt dat allochtone jongeren (van Marokkaanse en Turkse afkomst) bossen nog minder waarderen dan autochtone, maar open agrarische landschappen iets
  • In Landscape and Memory (1995) noemt Schama een landschap ‘a text on which generations write their recurring obsessions’.