‘De grote regelaar’– een opera in 4 aktes
Ouverture Diepe, aanzwellende strijkers, afgewisseld met trillers van houtblazers, een gong.
1e akte (Lege zaal in wegrestaurant, tl-buizen)
GW (heldentenor) komt binnen door achterdeur, kijkt om zich heen. Aria: „Waar zijn mijn Aanhangers? Ach, mijn eenzaamheid…”
Assistent, volgt hem: „Oh held, de Aanhangers staan te popelen om u eer te bewijzen.”
GW, fluisterend: „Neen, neen, laat mij alleen”. Recht dan zijn schouders: „Ik ben er. Mijn plicht. Laat ze binnen!” Terzijde: „Ik ben zo alleen… Een droom werd nachtmerrie, een rechte weg een kronkelpad.”
Koor van Aanhangers (onrustig, duwen elkaar): „Oh grote leider! Bied ons hamburgers en spelprogramma’s, en de rust van een eeuwig pensioen, op onze woonerven van vreemde smetten vrij.” GW: „Volk, gaat heen, moge de rust heersen.”
Aanhangers (jazzy): „Neen, wij willen instant gratification.”
GW, wankelt, de assistent snel toe: „Hij zal het regelen! Ik ga het regelen!” (trompetten).
2e akte (Slechtverlichte kroeg in de grachtengordel, harpsolo).
Intellectueel 1: „Ik bedoel het zo goed, ik ben de hoe-oeder van onze democratie.”
Journalist: „Maar dat ben ik!”
Intellectueel 1: „Ga dan wat regelen. Jullie hebben de macht, ik zweef vrij achter mijn bureau.”
Journalist, terzijde: „Wat schrijf ik? Regel meer pagina’s, hoe langer, hoe makkelijker.”
Intellectueel 2: „Laat me alles verklaren. Wetenschap geeft de Aanhangers ongelijk. Wetenschap geeft de Tegenstanders ongelijk.”
Intellectueel 1&2: „Alleen de ratio kan alles regelen.”
Journalist: „De emotie regeert. Mijn pagina’s vullen zich vanzelf.”
3e akte (Restaurant Medina, lange volgeladen eettafels).
Koor van Migrantenkinderen: „Wij zijn zo trots, wij hebben ons diploma, wij horen hier, wij horen daar. Ons thuis is overal. Soms moet je wat regelen, soms heb je geluk.” (Bis).
Op straat, voor het restaurant, passeert GW, incognito: „Zie hoe vredig, zie hoe goed het gaat. Oh, geef mij de kracht mij te verzetten tegen mijn lot. Iets nieuws moet ik regelen.”
(Hij doet een donkere pruik en snor op en gaat naar binnen. Migrantenkinderen omhelzen hem en brengen schalen.)
4e akte (Plein voor gerechtshof, rechts een paar intellectuelen, journalisten, walsmuziek): „Wij zingen vandaag een ode aan rede. Eerlijk zullen we alles delen, vooral op het heerlijke platteland.”
Koor van de Aanhangers komt van rechts: „Wij gaan het regelen, alles moet blijven: de open achterdeur, de touwtjes uit de brievenbus, geef ons, geef ons…”
Ongezien komt een man met donkere pruik en snor het plein op. Klokkengebeier. Drie rechters, buigend: „Zie, wij hebben besloten. Ieder mens moet met eerbied spreken over ieder ander op ons grondgebied.”
Journalist: „Oh yeah, yeah, respect, respect!” (Harmonica).
Aria, man met de pruik: „Ik heb het licht gezien, de ogen van kinderen. Bij hen was ik niet alleen. Niet minder, maar meer. Niet meer, maar minder…”
Omstanders, wijzend: „Weg met dit warhoofd. Dit is een intellectueel!”
Intellectuelen: „Een pseudo-intellectueel! Hij hoort niet bij ons.”
Muziek versnelt. Aanhangers: „Weg, weg. Regel het!” Er wordt gevochten, de man met de pruik rent weg, wordt geraakt door een baksteen, valt. Liggend: „Niet minder, maar meer. Niet meer, maar minder. Alles regelt het lot.”
Koor: hoongelach.
Er worden meer bakstenen gegooid. De held grijpt naar zijn hoofd. Onder de pruik kleurt het bloed zijn blonde haar.
Omfloerste trommels. Migrantenkinderen defileren neuriënd met bloemen, de intellectuelen volgen, de journalist telefoneert, de aanhangers verdwijnen. Doek.
Louise O. Fresco
NRC handelsblad, 14 december 2016