MENU

‘Al-Andalus’ als baken van tolerantie

Aan het begin van het vorige millennium, in 1009, werd de Madinat al-Zahra, het grote paleis van de Omajjaden kaliefen, ten zuiden van Córdoba, met de grond gelijkgemaakt. Van de hoge hal met zijn gouden en zilveren plafonds, van de honderden waterpartijen en de uitgebreide tuinen bleef niets meer over. Tot op de dag van vandaag is het een uitgestrekte, overgroeide ruïne gebleven. De schuldigen waren niet de christenen, op wie een groot deel van het Iberisch schiereiland door moslims in de daaraan voorafgaande eeuwen veroverd was. Het waren islamitische Berbers, fundamentalistische huurlingen uit Noord-Afrika, vervuld van een diepe wrok tegen het iconische gebouw.

Madinat al-Zahra werd grotendeels gebouwd door de eerste heerser over het kalifaat van Córdoba, Abd al-Rahman III. Een verlichte telg van een geslacht uit Damascus, dat in Spanje een open en kosmopolitisch rijk stichtte waar wetenschap en kunst in hoog aanzien stonden. Dit islamitische Al-Andalus, waar het kalifaat van Córdoba deel van uitmaakte, vormde gedurende de Europese middeleeuwen een unicum van tolerantie en technologische en kunstzinnige vooruitgang. Volgens de historica María Rosa Menocal lag daaraan het begrip dhimma ten grondslag: het wettelijke verbond tussen de drie monotheïstische geloofsgroepen.

Dit verbond bood ruimte voor een intellectuele zoektocht naar bronnen van kennis en schoonheid, ongeacht of die uit klassieke Griekse en Romeinse teksten kwamen, of uit jodendom, christendom en islam. Het culturele hoogtepunt vormde enerzijds de Arabische poëzie, en anderzijds de architectuur zoals we die nog kennen uit Granada, Sevilla en Toledo. Overigens, die oosters aandoende hoefijzervormige bogen waren zelf ‘geleend’ van de Germaanse Visigoten. Exemplarisch zijn de levens van de twaalfde-eeuwse joodse Maimonides (Rambam) en de islamitische Ibn Rushd (Averroes), geleerden die in het Arabisch onder meer schreven over Aristoteles (al gebruikte Maimonides het Hebreeuwse alfabet).

De zeven (!) eeuwen van Al-Andalus worden soms afgedaan als een idealisering. Natuurlijk waren er periodes van sociale en religieuze spanningen en geweld. De dhimma werd door een volgende dynastie herroepen, waardoor bijvoorbeeld Maimonides naar Noord-Afrika trok (overigens ook islamitisch gebied). Niettemin is de bloei dankzij de convivencia (‘co-existentie’) van de drie groepen onmiskenbaar.

Vijanden van tolerantie waren er altijd en kwamen ook destijds uit de drie geloofsgroepen, net als vandaag. We kennen de recente geschiedenis. Bijna precies een millennium na de vernietiging van Madinat al-Zahra keerde een extremistische moslimminderheid zich tegen de pracht en praal van het Amerikaanse kapitalisme, de Twin Towers en het Pentagon. Het Westen vulde zich, opnieuw, met haat tegen moslims. Haat en onbegrip zijn sindsdien niet verminderd, om te zwijgen over het vijandbeeld tussen joden en moslims dat sinds 7 oktober 2023 is geëxplodeerd.

Al-Andalus viel uiteindelijk weer in handen van de christenen. Maar het bewees dat intolerantie niet in de religie zit ingebakken. Het is moreel verwerpelijk en ahistorisch om alle moslims, christenen of joden over een kam te scheren. De huidige Iraanse ayatollahs en leiders van Hamas en Hezbollah hebben even weinig van doen met de dynastie van Abd al-Rahman, als de extremistische kolonisten op de Westelijke Jordaanoever van vandaag de dag met geleerden als Maimonides. Juist in plaatsen zoals Córdoba ontwikkelde zich het besef dat geloof geen dogma kon zijn maar aan kritisch denken blootgesteld moest worden.

Al-Andalus is niet een historische curiositeit, maar een baken. Niet het meest destructieve geweld, de luidste stem, en ook niet de achteloze gelijkschakeling van meningen mogen domineren. Het moet, net als toen, mogelijk zijn om te zoeken naar oplossingen voor conflicten, hoe gewelddadig ook. Om de beroemde titel van Maimonides te citeren: we hebben a guide for the perplexed nodig.