MENU

Afgedwongen kennis

Er wordt me wat tijd besteed in dit land aan evaluatie en beoordelingen

‘Hollands drama’ – zo noemde Bastiaan Bommeljé afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad de onthullingen over de kwaliteit van het hbo en delen van het universitaire onderwijs. Het is wat mij betreft de druppel die de emmer doet overlopen. Hoe kan de ambitie van het kabinet-Rutte, om te behoren tot de topvijf van kenniseconomieën van de wereld, worden waargemaakt op basis van een falend onderwijssysteem?

Deze ambitie van het kabinet is ontvangen met de nodige kritiek, maar waarover nauwelijks wordt gesproken, is dat het hele concept ‘kenniseconomie’ berust op een misverstand. Kennis is niet een gereedschapskist met instantoplossingen. Kennis groeit niet rechtevenredig met de hoeveelheid geld die erin wordt gepompt. Kennis bloeit niet als het onderwijs tekortschiet.

Het kabinet heeft gekozen voor een concentratie op negen topgebieden, zoals life sciences, water, creatieve industrie, voedsel en energie. Daar valt veel tegenin te brengen. Omdat die gebieden voornamelijk in de hoek van de bètawetenschappen liggen, sluit deze keuze allerlei zinvolle terreinen uit, vooral in de geesteswetenschappen, maar ook terreinen waar vernieuwing dringend is gewenst – zoals de financiële sector.

Een sectorgerichte benadering belemmert dwarsverbanden tussen disciplines. Erger – de relatie met onderwijs is afwezig. De nadruk op innovatie – lees: economische relevantie op de korte termijn – leidt af van het feit dat echt relevante kennis tot stand komt via sluipwegen. Kennis laat zich niet afdwingen.

Iedereen kent de doorbraken die ontstaan uit serendipiteit. De magnetron is het toevallige bijproduct van een onderzoek naar radargolven. Net als penicilline, het post-it-plakbriefje of gegalvaniseerd rubber ontstaat technologie soms door toeval. Te veel sturing verengt de ruimte voor het knoeien dat mogelijk leidt tot onverwachte bijproducten.

Het grootste probleem, dat niet wordt opgelost, is de sterke verambtelijking van het onderzoeksmanagement. In het onderwijs en het onderzoek ontstaat voortdurend kwaliteitsverlies, door rigide sturing. Er wordt me wat tijd besteed in dit land aan zelfevaluaties, beoordelingen, audits – allemaal in de duurbetaalde tijd van onderzoekers, die betere dingen zouden moeten doen.

De negen topgebieden zijn gekozen op basis van hun huidige belang voor Nederland. Dat is geen garantie. Toen Al-Qaeda met 9/11 zijn plaats in het bewustzijn opeiste, bleek hoe beperkt onze kennis was van de islamisten.

Zelfs in een ontwikkelde samenleving is relevantie niet te voorspellen. Beter beleid had dit niet kunnen voorkomen. Onvoorspelbare ontwikkelingen zullen zich altijd voordoen. Een samenleving kan wel zo goed mogelijk anticiperen op het onbekende, door voortdurend het belang van kennis en leren voorop te stellen, juist in deze tijd, waarin emotie regeert.

Ook waar veel geld is voor onderzoek en waar veel van bovenaf is gestuurd, is niet altijd een oplossing voorhanden. Waar die oplossing mogelijk wel bestaat, overheerst emotie de wetenschap en investeren we toch maar weer in allerlei halfslachtige oplossingen.

Het meest sprekende voorbeeld is onze energievoorziening. Ondanks al het geld blijven we steken in gekissebis over wat duurzaam is. Iedereen heeft hier gezellig een mening over. Dankzij de vertaling daarvan in politieke druk zoeken we ons heil in een beetje van alles, zonder wetenschappelijke onderbouwing.

Kennis gedijt waar een keurslijf ontbreekt. Kennis is een maatschappelijke grondhouding. Het koesteren van jonge, creatieve denkers is wat centraal moet staan in het onderwijs. Het is daarom zo vreselijk dat we ons onderwijs zo hebben uitgehold. Wat een inconsequentie is het dan om met veel fanfare in te zetten op innovatie!

Tegen de grootschalige investeringen in Azië kunnen wij nooit op. Als het om de sheer numbers gaat,lukt het ons nooit om de top van de kenniseconomieën te bereiken. Wel kennen we van oudsher een tolerantie voor afwijkendheid. We zijn als klein land groot geworden, niet door onze militaire macht, niet door onze hiërarchische aanpak, maar door een koppige, dwarse manier van denken, die oer-Hollandse pragmatische geest, die zich niet te veel gelegen laat aan regels.

Waar de Aziatische aanpak vooral zal uitblinken door schoolsheid en hard werken, kunnen wij een klimaat scheppen waarin dwarsheid kan bloeien, waarin de tijd van onderzoekers opgaat aan denken en niet aan formulieren invullen en vergaderen en waarin studenten worden gestimuleerd tot creatief denken en niet tot vakjes halen. Praktisch betekent dat: ex ante vertrouwen in groepen die al hebben bewezen dat ze iets kunnen, een grote pot geld voor jonge onderzoekers die eenmalig geld krijgen op basis van twee A4’tjes en een onderwijssysteem waarin originaliteit bepalend is, niet het minimumpakket, en waarin beurzen bestaan voor de creatiefste leerlingen, ook al zijn ze af en toe niet zo efficiënt en moeten ze nog discipline leren. Alleen zo bouwen we aan echte kennis en aan een echte kenniseconomie.

Louise O. Fresco
NRC handelsblad 11 mei 2011